Homilie voor de 11de zondag door het jaar

16 juni 2024

Lezing: 2 Kor 5, 6-10
Broeders en zusters, daarom houden wij altijd goede moed. Wij zijn ons bewust dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, ver zijn van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit het lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer. Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.

Evangelie: Mc 4, 26-34
In die tijd zei Jezus tot de menigte: ‘Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.’

En verder: ‘Welke vergelijking kunnen wij vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid schiet het op en het wordt groter den alle tuingewassen, en het krijgt grote takken zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.’ In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen gaf Hij van alles uitleg.

De Zaaier – Permeke – Public Domain – http://creativecommons.org/publicdomain/mark/1.0/

De twee parabels,
die de inhoud vormen van de evangelielezing van deze zondag,
handelen over de groeikracht van het zaad
en eigenlijk over de groei van het Rijk Gods,
het menselijk samenzijn en samenleven zoals God dat wil,
gekenmerkt door vrede en vreugde, liefde en rechtvaardigheid.
De groei of de komst van het Rijk Gods is dan gelijk
aan de omvorming van de wereld in de greep van de zelfzucht
naar de wereld die beantwoordt aan Gods droom, aan Gods wil.
Maar de groei of de komst van het Rijk Gods
houdt ook de verandering, de omvorming van iedere mens in,
een ander en nieuw mens worden,
beeld en gelijkenis van God worden, gelijk worden aan Christus.
Het is de omvorming van een angstig en zelfzuchtig wezen
naar een liefdevol, vredevol en vreugdevol mens.
De parabels drukken Jezus’ zekerheid uit
dat het Rijk Gods komen kan en komt
en wij mensen echt kinderen van God kunnen worden en zijn.
Ooit is de oogst er en is de mosterdboom of mosterdstruik volgroeid.
De parabels zouden dus kunnen bedoeld zijn
om al wie naar de wereld, de mensen, de anderen of zichzelf kijkt
en twijfelen aan de komst van het Rijk Gods
een hart onder de riem te steken.
De twee parabels bevatten een boodschap van hoop en vertrouwen.
Hierbij passen woorden van Paulus uit de eerste lezing:
zolang wij thuis zijn in deze wereld en in dit lichaam, dus zolang we leven,
zijn we ver van de Heer en van het Rijk Gods.
Maar wij leven in geloof en wij houden moed!
Maar de parabels hebben ook nog een andere boodschap.
Het groeiproces van het zaad is het gebeuren dat gelegen is
tussen het zaaien en het oogsten of het volgroeid zijn van de struik.
De bijdrage van de mens is zaaien en oogsten.
Aan het groeiproces zelf heeft de mens geen bijdrage te leveren.
Het gebeurt zonder de tussenkomst van de mens, automatisch.
Het volgroeide graan en de volgroeide boom is geen prestatie van de mens,
maar is een gave van de natuur.
Daarmee is ook duidelijk gemaakt dat het Rijk Gods
geen prestatie is van de mens en dus niet kan gelijk gesteld worden
aan menselijke instituten en organisaties waarvan de groei afhankelijk is van menselijke politieke, economische en militaire strategieën.
Zo’n Rijk Gods hadden de leerlingen wel degelijk eerst voor ogen.
En ze dachten aan de komst van het Rijk Gods
als aan een indrukwekkend gebeuren.
Niet aan het stille en onopvallende groeien van graan en zaad.
Het Rijk Gods is daarom ook zeker niet gelijk te stellen met de Kerk,
hoewel in de Kerk het Rijk Gods groeien kan en moet,
en de Kerk ook de plaats van de beleving van het Rijk Gods kan en moet zijn.
Die beleving houdt bekering in, het overschakelen naar een ander leven.
Dat dient onze eerste bekommernis te zijn.
Niet dat wij onszelf zomaar kunnen veranderen.
Zolang we leven, zegt Paulus, blijven we ver van de Heer, ver van het ideaal.
Maar dit inzicht laat ons niet toe te wachten tot er een mirakel gebeurt.
Van ons wordt verwacht dat we ons inspannen om het goede te doen,
met vallen en opstaan een goed mens te worden en te zijn.
De Kerk zou niet onze eerste bekommernis mogen zijn.
Al te zeer heeft de Kerk jaren gevochten voor zelfbehoud
alsof ze een doel op zich was.
Onze bekommernis is alleen onze dagelijkse bekering
en verder het zaaien en verkondigen.
Hierbij kan het één niet zonder het ander!


Omslagfoto: De Zaaier – Permeke – Public Domain – http://creativecommons.org/publicdomain/mark/1.0/