Homilie voor de 12de zondag door het jaar
22 juni 2025
Lezing: Gal 3, 26-29
Broeders en zusters, Gij zijt allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. De doop heeft u allen met Christus verenigd, gij hebt Hem aangetrokken als een kleed. Er is nu geen sprake meer van Jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw; allen tezamen vormt gij één persoon in Christus Jezus. Maar als gij bij Christus hoort, dan zijt ge ook Abrahams nageslacht, en dus erfgenamen krachtens de belofte.
Evangelie: Lc 9, 18-24
Toen Jezus eens alleen aan het bidden was en zijn leerlingen bij Hem kwamen, stelde Hij hun de vraag: “Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?” Zij antwoordden: “Johannes de Doper, anderen zeggen: Elia, en weer anderen: een van de oude profeten is opgestaan.” Hierop zeide Hij tot hen: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Nu antwoordde Petrus: “De Gezalfde van God.” Maar Hij verbood hun nadrukkelijk dit aan iemand te zeggen. “De Mensenzoon,” zo sprak Hij, “moet veel lijden en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden, maar na ter dood te zijn gebracht zal Hij op de derde dag verrijzen.” Maar tot allen sprak Hij: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het redden.”

De evangelist Lucas neemt hier verzen over uit het evangelie van Marcus,
waar deze verzen midden in dat evangelie de belangrijkste zijn.
Ze geven kernachtig hét antwoord op de vragen
die Marcus met zijn evangelie wil beantwoorden:
wie is Jezus die ons roept tot navolging
en wat betekent het christen te zijn, Hem na te volgen?
Het antwoord op de eerste vraag komt uit de mond van de eerste navolger, Petrus.
Jezus van Nazaret, die hem riep tot navolging aan het meer van Galilea,
is de ‘Gezalfde van God’, in het Grieks de chrèstos, in het Latijn de christus.
in het Hebreeuws, de taal van het Oude Testament, de mesjicha.
De Griekssprekende Joden hebben daar Messias van gemaakt.
‘Christus’ is dus geen achternaam,
en waar we gewoonlijk ‘Jezus Christus’ lezen of zeggen,
zouden we het beter hebben over ‘Jezus de Christus’.
‘Christus’ is een titel en die is niet voorbehouden aan Jezus van Nazaret alleen,
maar verwijst naar ieder schepsel en ieder mens
die bezield is door Gods Geest, die leeft door Gods Geest,
die leeft vanuit de bezieling van Gods Geest
en dus openbaring van God is.
Het onderscheid tussen de mens en andere schepselen is,
dat de mens daarvan bewust is en wetend en willend
ervoor kan kiezen werkelijk als ‘Christus’ te leven, openbaring van God te zijn.
En aangezien God scheppende liefde is
kan ‘Christus’ zijn alleen iets te maken hebben met een liefdevol leven,
met scheppende liefdevolle en zorgzame woorden en daden.
Dus een leven niet ten koste maar ten gunste van elkaar.
Het peil van beschaving wordt niet hoger door technologie en de beheersing ervan,
maar door liefdevolle zorg, sociaal besef en gedrag en solidariteit.
En het peil van beschaving wordt nog hoger
naarmate de zorg voor zwakken, kansarmen en machtelozen toeneemt,
en de mens daarnaast ook dieren en heel de schepping benadert
met bewondering en eerbied en zorg.
Het peil van beschaving stijgt als de mens beseft dat hij of zij ‘Christus’ is,
dat hij of zij met Jezus deelt in die ‘waardigheid’.
En – zo schrijft Paulus – het maakt niet uit of je nu
‘Jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw’ bent,
want ‘allen tezamen vormt gij één persoon in Christus Jezus’.
In het bezielen van de mens maakt God dus geen discriminerend onderscheid.
Het peil van beschaving stijgt als we dat beseffen
en mensen ook echt als ‘Christus’ bezield willen leven.
Maar dat vereist doopsel en geloof.
Geloof is het besef van gezalfd en bezield te zijn,
drager te zijn van Gods Geest.
Geloof is ook de bereidheid bezield te leven.
Het doopsel waardoor we één worden met Christus en dus Christus worden
is het ritueel van de verloochening van zichzelf,
dé voorwaarde om echt liefdevol en bezield te leven.
Het doopsel is het ritueel van de dood van het ‘ego’,
van het verlies, het loslaten van een leven getekend door angst en zelfzucht.
Ook het communiceren in de eucharistieviering is daarvan een teken.
Daarom zeg ik zo graag voor de communie:
‘Zalig wij die geroepen zijn tot de navolging van Christus,
tot een leven in éénheid met Hem en daarom tot deze maaltijd.’
Het kan ook anders klinken:
‘Zalig die beseft dat hij of zij de Gezalfde van God is
en dus bewust, wetend en willend toetreedt tot het lichaam van Christus,
die bewust, wetend en willend als Christus leven wil
en daarom zichzelf leert verloochenen
in liefde, in aandacht en zorg voor medemensen,
voor alle schepselen en de gehele schepping.’
Zalig de beschaving, de opvoeding en het onderwijs
die ruimte scheppen voor dit besef en dit leerproces.
priester Dirk Masschelein, OCH Oostende
Omslagfoto: MS Designer AI-photo