Homilie voor de 14de zondag door het jaar
3 juli 2022
Evangelie: Lc 10, 1-12
In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er te weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. In welk huis ge ook binnengaat, laat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere; in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken, die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.”

De opdracht van de 72 leerlingen wordt door Jezus geduid als ‘oogsten’.
Het gaat zeker niet om het groot maken van een organisatie
en al helemaal niet om de uitbreiding van de Kerk.
Dat zou ook nu onze bekommernis niet moeten zijn,
noch voor de Kerk, noch voor iedere organisatie of initiatief in die Kerk,
hoezeer we ook menselijk dromen en verlangen naar een heropleving
van het geloofsleven en van het kerkelijk leven.
Een inspirerend man schreef ooit:
Iedere poging om de kerk
voortijdig weer een succesvolle en machtige organisatie te doen worden,
zal een vertraging betekenen in haar noodzakelijke verandering en zuivering.
En verder schreef die man ook:
Maar onze kerk, die deze jaren alleen gevochten heeft voor zelfbehoud
alsof ze een doel was op zich,
is niet in staat het verlossende en verzoenende woord te brengen
aan de wereld en aan de mensen.
En dat is de opdracht en het werk van de leerlingen,
en ook de opdracht van allen die gedoopt en gevormd zijn, dus van ieder van ons:
aan de mensen en aan de wereld Jezus’ verzoenende en verlossende woord brengen.
De zending en de opdracht van de Kerk, waartoe wij allen behoren,
is het verderzetten van de zending en de opdracht van Jezus,
is de zaak van Jezus die de zaak van God is: het Rijk Gods.
Het is de omvorming van de mensen tot liefdevolle, vredevolle en vreugdevolle mensen.
Het is de omvorming van de wereld tot een vredevolle en rechtvaardige wereld.
Het is de mens bevrijden van de wurggreep van angst en egoïsme,
waardoor mensen tot liefde en innerlijke vrede komen.
Hoewel we Jezus’ zending en opdracht
niet meer kunnen verderzetten zoals Hij dat deed,
dienen we het toch te doen met zijn woorden en daden,
en wel in deze zin, dat de mensen in onze woorden en daden Jezus herkennen
en dit, omdat we de ingesteldheid en de gezindheid van Jezus aangenomen hebben.
Onze inspirerende schrijver formuleerde dat aldus:
Wat heeft Jezus ons willen zeggen? Wat wil Hij vandaag van ons?
Hoe helpt Hij ons om vandaag trouwe christenen te zijn?
Niet wat de éne of de andere in de Kerk wil, is voor ons ten slotte belangrijk,
maar wat Jezus wil: dat willen wij weten.
Zijn eigen woord willen wij horen als wij de verkondiging beluisteren.
Hoeveel onzuivere geluiden, hoeveel menselijke, harde wetten
en hoeveel valse hoop en troost vertroebelen nog het zuivere Woord van Jezus
en bemoeilijken de echte keuze!
En verder zei hij ook:
Als kerk van God in de wereld bewijst de kerk zich door niets anders
dan door de juiste overbrenging van de boodschap van het evangelie.
Terzijde zij opgemerkt: niet daaraan lijden we dat te veel gepreekt wordt,
maar dat te veel verkeerd gepreekt wordt.
De houding van iedere verkondiger, man of vrouw,
maar ook van ieder gedoopte christen,
dient zo te zijn dat men in ons Jezus Christus herkent.
Dus in een houding van zichzelf vergetende en onvoorwaardelijke liefde,
ontwapend en ontwapenend, kwetsbaar,
niet uit op persoonlijk gewin of succes,
niet afgeleid door bijzaken.
En wie vrede wil brengen leeft best ook in vrede met zichzelf,
en daardoor met anderen en met God.
Het is ook goed te beseffen dat de zaak van God in de wereld niet succesvol is,
maar eerder kan rekenen op verzet.
Hoe komt het dan dat de verkoper van zo’n goed product geen succes kent?
Het ligt waarachtig niet aan de verkoopstechniek!
Misschien omdat de verkoper in het verleden teveel flauwe ersatz verkocht heeft
waardoor men het product nu niet meer vertrouwt en wil!
Of omdat de verkoper het product als lokmiddel gebruikt heeft
voor duistere en perverse praktijken.
Maar zeker is ook dat de boodschap van het evangelie en het geloof
– die natuurlijk niet zomaar met een verkoopproduct te vergelijken zijn –
een oproep inhouden tot radicale bekering en levensverandering.
Mensen willen gediend worden,
niet veroordeeld worden tot radicale dienstbaarheid.
De mens, op zoek naar bevrediging, beveiliging en bevestiging,
moet ‘er iets aan hebben’.
Dat gedrag vergelijkt Jezus met wolvengedrag.
Welnu: aan God op zich heeft men niets.
Alleen vrede.
Omslagfoto: Afbeelding van Olle August via Pixabay