Homilie voor de 17e zondag door het jaar
28 juli 2024
Evangelie: Joh 6, 1-15
In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem omdat zij tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus: ‘Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?’ – Dit zei Hij om hen op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen. – Filippus antwoordde Hem: ‘Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.’ Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?’ Jezus echter zei: ‘Laat de mensen gaan zitten.’ Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde. Toen ze verzadigd waren zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan.’ Zij haalden ze op en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken, welke door de mensen na het eten overgelaten waren. Toen de mensen het teken zagen dat Hij had gedaan zeiden ze: ‘Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen.’ Daar Jezus begreep dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen.
In dit liturgische B-jaar lezen we elke zondag door het jaar in het Marcusevangelie.
Maar nu leggen we dit evangelie voor vijf opeenvolgende zondagen opzij
en lezen we het 6de hoofdstuk van het Johannesevangelie
met daarin het relaas van de broodvermenigvuldiging – dat we vandaag te horen kregen –
en de zgn. ‘broodrede’ die voor de zondagslezing in vier stukken verdeeld wordt.
Men zou kunnen stellen dat dit 6de hoofdstuk voor Jezus geweldig begint:
Een grote menigte volgde Hem – een grote menigte kwam naar Hem toe.
En verder: om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen..
We willen nu al meedelen dat het 6de hoofdstuk in mineur zal eindigen:
Tengevolge van zijn woorden trokken velen van zijn leerlingen zich terug
en verlieten zijn gezelschap.
Waaraan is Jezus’ aanvankelijk succes te danken?
De reden wordt duidelijk aangegeven:
Een grote menigte volgde Hem
omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed.
En verder: Toen de mensen het teken zagen dat Hij had gedaan
Jezus geneest zieken en verstrekt brood.
Hij zorgt voort het leven, voor het in leven blijven, voor het overleven,
Hij zorgt ervoor dat dit aardse leven, waaraan uiteindelijk toch een einde komt,
nog even verder blijft duren, ook al is dit ‘even’ eventueel nog een flink aantal jaren.
In de broodrede zal Jezus het echter voortdurend hebben over ‘eeuwig leven’
en dat eeuwig leven is niet het voortduren van dit aardse leven
noch een betere uitgave van dit aardse leven in een voortbestaan na de dood.
Gedurende de vijf komende zondagen zullen we telkens weer
– vandaag beginnend – dienen te zeggen
wat Jezus met het eeuwige leven dan wel bedoelt.
Het is een zinvol leven, een leven in eenheid met God,
een leven waarin we de zin van ons leven waarmaken,
zoals Jezus beeld en gelijkenis van God zijn,
een leven ontdaan van angst en egoïsme,
vervuld van louter liefde en een volkomen vrede en vreugde.
Een leven waarin ook de drang om te overleven
en de angst voor de dood overwonnen en verdwenen is.
Het is het leven waar ieder mens ten diepste naar verlangt,
een verlangen dat hoorbaar wordt als de luide stemmen
van de vele andere oppervlakkige verlangens het zwijgen zijn opgelegd.
Dan verlangt men blijvende innerlijke vrede en vreugde
in plaats van blijvende bevrediging.
Dan verlangt men brood dat – zoals Petrus zal zeggen –
een woord van eeuwig leven is, dat een mens echt doet leven.
Dat is uiteraard een ander soort brood dat het brood dat Jezus vandaag uitdeelt,
brood dat weliswaar de honger even stilt, maar de honger niet voor altijd wegwerkt,
brood dat voor ons zelfs slechts even de illusie van de honger doet verdwijnen.
Wanneer Jezus over dat eeuwig leven en eeuwig leven gevende brood zal spreken,
zal dat het einde van het aanvankelijke succes inluiden,
het succes dat helemaal zal verdampen als Hij de voorwaarde zal stellen
om aan dat eeuwig leven deel te nemen:
erkennen dat Hij niet zomaar brood om te eten geeft,
maar dat Hij zelf brood is dat gegeten moet worden
en dat dit navolging en leven in eenheid met Hem betekent.
De eucharistie maakt dit duidelijk.
Je kunt moeilijk stellen dat je deelneemt aan de eucharistie om je honger te stillen.
Hier worden we uitgenodigd om te eten van het brood
omdat we – zoals ik telkens voor de communie zeg –
uitgenodigd zijn om Jezus na te volgen
en in eenheid – communio – met Hem te leven,
te leven vanuit en met en door zijn Geest
die we hier ook in woord en gebed ontvangen
en waarvoor we hier onze geest en ons hart openen.
Communiceren doen we niet om onze honger te stillen,
de communie ontvangen we niet om in leven te blijven.
We eten van dit sacramentele brood
omdat we bewust verlangen Jezus na te volgen, in eenheid met Hem te leven,
dus zelf ‘lichaam van Christus’ te zijn.
Omslagfoto: Royalty Free – Pickpic.com