Homilie voor de 22ste zondag door het jaar

1 september 2024
Eerste zondag van de Scheppingsperiode

Foto door form PxHere

Evangelie: Mc 7, 1-8. 14-15. 21-23

Eens kwamen de Farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen, en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine, dat wil zeggen, ongewassen handen aten. De Farizeeen immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen; komen ze van de markt, dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben; zo zijn er nog vele dingen waaraan ze bij overlevering vasthouden: het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. Daarom stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag: ‘Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de voorvaderen, maar eten zij met onreine handen?’ Hij antwoordde hun: ‘Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd! Zo staat er geschreven: dit volk eert Mij met de lippen maar hun hart is ver van Mij. Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren. Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen!’ Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen: ‘Luistert allen naar Mij en wilt verstaan: niets kan de mens bezoedelen wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. Al die slechte dingen komen uit het binnenste en bezoedelen de mens.’


Het Rijk Gods is aanwezig overal waar mensen Gods wil volbrengen.
Jezus citeert de profeet Jesaja die duidelijke stelde
dat niet alles wat religieuze leiders als de wil van God voorhouden
de wil van God is, maar in veel gevallen louter mensenwet.
Wat God van ons wil is dat we zijn beeld en gelijkenis zijn
door onze onvoorwaardelijke liefde en onze onverdeelde goedheid,
door ons rechtvaardig en vredevol handelen,
door een leven bevrijd van alle angst en zelfzucht,
een leven waarin we zorg dragen voor het leven en geluk van anderen.
Ook de apostel Jakobus wijst daarop als hij schrijft:
Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit:
wezen en weduwen opzoeken in hun nood.
Hij voegt daar aan toe:
zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld.
Dat betekent dat we ons niet laten leiden
door de normen en de wetten die de wereld en ons sociaal leven beheersen.
Die zijn meestal alleen een uitdrukking zijn van de angst en zelfzucht
en van een rechtvaardigheid die niets anders is dan collectief egoïsme.
Ook veel vroegere religieuze en kerkelijke wetten en bepalingen
dienen we niet meer te zien als normen voor een gelovig leven.
Paus Franciscus schreef in dat verband:
In haar voortdurende onderscheiding kan de Kerk er ook toe komen
eigen gewoonten te herkennen
die niet direct verbonden zijn met de kern van het evangelie. (…),
Zij kunnen mooi zijn, maar doen nu niet op dezelfde wijze dienst

met betrekking tot de overdracht van het evangelie.
Laten wij niet bang zijn deze te herzien.
Zo zijn er ook kerkelijke normen en voorschriften
die in andere tijden zeer doeltreffend kunnen zijn geweest,
maar niet meer dezelfde opvoedende kracht hebben als kanalen voor het leven.
Deze zeer kritische blik op de voorschriften van de Kerk of ander religies
betekent niet dat we alle voorschriften, hoe menselijk ze ook zijn,
van enige betekenis moeten ontdoen en zomaar achterwege laten.
Indien door burgerlijke of kerkelijke wetgeving of voorschriften
het algemeen belang en het leven en welzijn van medemensen
werkelijk gediend worden, dan moeten de christenen uitblinken in volgzaamheid.
Zo zijn er ook in de liturgie zinvolle regels en voorschriften
die de eerbied, dus een gepaste houding van innerlijke aandacht bevorderen.
Daar hoort mijn inzien bijvoorbeeld
het vroeger verplicht communiceren op de tong niet bij.
Het is het gevolg van een compleet verkeerde visie op rein en onrein
en een belediging aan het adres van de Schepper.
We herhalen het: wat God van ons wil is een geest en een hart
die bevrijd zijn van angst en zelfzucht
en vervuld zijn van een liefdevolle aandacht en met zorg voor de medemens.
In liturgie en gebedsleven gaat het in de eerste plaats ook
om met ons hart bij de Heer te zijn,
met een gerichte aandacht, weg van onszelf.
Deze Scheppingsperiode maakt ons bewust van het gegeven
dat ook de aarde, de natuur en al wat leeft
recht heeft op onze liefdevolle aandacht en zorg, op eerbied en respect.
Paus Franciscus stelt dat ons menselijk bestaan gebaseerd is
op drie fundamentele en nauw met elkaar verbonden relaties:
de relatie met God, met de naaste en met de aarde.
Nogmaals, die relatie is voor ons christenen gekenmerkt
door liefdevolle aandacht en zorg, door eerbied en respect.
De herontdekking van zo’n relatie met de aarde en de natuur is tekenend voor onze tijd. We waren lange tijd doordrongen van de idee
dat we de aarde moesten onderwerpen en de natuur naar onze hand zetten.
Het pure zgn. economische gebruik, verbruik en misbruik van de aarde en de natuur,
ging vaak samen met misbruik van mensen, met grove onrechtvaardigheid.
Het leidde tot vernietiging van mensen en ook van natuur en veel leven.
Vandaag beseffen we dat we fout zaten.
Ook al omdat ons eigen overleven bedreigd is.
Maar ook omdat we inzien dat we niet boven of buiten de natuur staan,
maar er deel van uitmaken en dat alles met elkaar verbonden is.
God wil van ons allen wel degelijk een zgn. ‘ecologische bekering’.
In de Scheppingsperiode richten we onze aandacht op enkele aspecten daarvan.
1. Er is vooreerst de vraag om minder energie te verspillen en het gebruik van alternatieve vormen voor fossiele energie te bevorderen.
2. Vervolgens is er de noodzaak om het verband te leren inzien tussen de zorg voor de aarde en de natuur en de verdediging van alle leven op aarde, en van het menselijk leven vanaf het begin tot de dood, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen zoals kleine verdrukte inheemse gemeenschappen in vele landen, migranten en kinderen die riskeren in slavernij terecht te komen.
3. Er mag verzet zijn tegen alle activiteit die schadelijk is voor mensen, voor de aarde en de natuur, alle activiteit waar de mens werkelijk geen echt baat bij heeft.
4. De roep om rechtvaardigheid en ecologische rechtvaardigheid brengt de eis van een eenvoudiger en soberder levensstijl met zich mee.
5. In opvoeding en onderwijs mag er grote nadruk gelegd worden op het bijbrengen van bewondering en verwondering voor de natuur en  voor eerbied en respect voor het milieu.
6. Tenslotte past bij een ecologische levenshouding ook een houding van dankbaarheid en het herstellen van een religieuze visie op Gods schepping. Hierbij hoort het contact met de natuurlijke wereld aanmoedigen in een geest van verwondering, lof en vreugde.


Omslagfoto: Foto door form PxHere