Homilie voor de 24ste zondag door het jaar

15 september 2024

Grondtoon-viering bij de start van een nieuw pastoraal werkjaar
PELGRIMS VAN HOOP

Aangepaste evangelielezing: Marcus 9, 2-10
2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij geheel alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd:  3 zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen volder ter wereld maken kan.  4  Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.  5 Petrus nam het woord en zei tot Jezus: “Rabbi, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”  6 Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren geheel verbluft.  7 Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.”  8  Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen alleen dan Jezus.  9 Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan.  10 Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af, wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen.  

Op 24 december e.k. begint het jubeljaar 2025
met de opening van de heilige deur van de Sint-Pietersbasiliek in Rome.
In het oude Israël werd, naar een gebod in het boek Leviticus,
een jubeljaar om de 50 jaar gevierd.
Slaven en gevangenen werden vrijgelaten, schulden kwijtgescholden
en land aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven.
Het was een jaar van een nieuw begin.
In de Rooms Katholieke Kerk wordt een jubeljaar om de 25 jaar gevierd.
Ook hier is het de bedoeling schoon schip te maken
en met nieuwe energie de toekomst tegemoet te gaan.
Een heel zinvol gegeven voor de Kerk in deze tijd, voor ons allen.
De grondtoon van het pastorale werkjaar 2024-2025
is het thema van het jubeljaar, dat focust op de hoop,
die samen met geloof en liefde een goddelijke deugd is
en niet kan ontbreken in de levenshouding van de mens
wiens leven met God verankerd wil zijn.
Symbool van de hoop is het anker,
wijzend op hetgeen waarvoor de hoop staat:
vertrouwend verankerd zijn in de liefde van God,
in alle omstandigheden van het leven.

De grondtoon luidt: PELGRIMS VAN HOOP.
Die grondtoon kan erop wijzen dat wij, christenen, hoop ‘hebben’
en dus leven – en het leven is een pelgrimstocht – met hoop.
Dus: pelgrims met hoop.
Maar de grondtoon kan er ook op wijzen dat we hoop ‘brengen’.
Ik verwijs hier naar wat we zovaak in ons eucharistisch dankgebed bidden:
Maak uw Kerk opnieuw tot een huis van waarheid die bevrijdt,
van gerechtigheid die vrede schept, van hoop die alle angst verdrijft.
Hoop verdrijft angst, bevrijdt van angst, de angst die mensen verlamt
en een leven van liefde, vrede en vreugde onmogelijk maakt.
Hoeveel keer klinkt in de Bijbel, in Oud en Nieuw Testament, niet de oproep:
Wees niet bevreesd!
Jezus ergert zich soms aan angst, een uiting van gebrek aan geloof en hoop.

Hoop is echter geen van en voor de realiteit afschermende zoethouder,
geen goedkoop kalmeringsmiddel en is niet gelijk te stellen
met – het helaas door sommigen nog altijd verkondigde en gekoesterde geloof –
dat God zomaar alles zal oplossen en wij maar gewoon moeten wachten
op het mirakel dat komen zal.
Dat mirakel kwam er in ieder geval niet aan de poorten van de gaskamers in Auschwitz.
Maar, zo schreef de Joodse rabbijn en theoloog, Eliezer Berkovits:
Ik sta in eerbied voor de gedachtenis van de ‘heiligen’
die de gaskamers binnengingen met het ‘Ani Ma’amin’ (‘ik geloof’) op hun lippen.
Hoe zou ik vragen durven te stellen als zij het niet deden!
Ik geloof omdat zij geloofden.
Hoop is geloof dat God getrouw is en er dus toekomst ik,
ondanks de uitzichtloze en hopeloze situatie waarin mijn angstige ik verkeert,
ondanks het zekere einde van mijn angstige en eindige ik.
Daarom is de christelijke hoop wezenlijk verbonden met het verrijzenisgeloof.

In het verhaal van de gedaanteverandering wordt aan de drie leerlingen
een blik gegund op de verrijzenis van Jezus van Nazaret,
diegene die wel degelijk verworpen en gedood zal worden.
Maar ook krijgen zij te horen wie Hij werkelijk is:
Hij is de Zoon van God, de Welbeminde,
diegene die bron is van de vreugde van God.
Geloven is erop vertrouwen dat dit ook voor ons geldt.
Wij delen in het zoonschap van Christus,
ook wij zijn door God onvoorwaardelijk bemind en niets kan ons van die liefde scheiden.
En ook wij zullen deelhebben aan de verrijzenis,
in eenheid met Christus één worden met God,
hetgeen iets anders is dan dit eindige aardse leven behouden
of hier het leven leiden dat we ons en misschien ook anderen toewensen.
Maar de leerlingen vernemen ook wat de weg is naar die éénheid met God,
naar een volkomen vrede en vreugde.
Luistert naar Hem is een oproep om Hem na te volgen,
(mooi in het logo afgebeeld)
om in dit leven, hier en nu, reeds een leven te leiden in éénheid met God,
om hier en nu reeds een nieuw mens te zijn,
een mens waaruit alle angst en zelfzucht verdreven is.
Hier leven in éénheid met God is Gods wil tot de onze maken
en gewoon doen wat wat God van ons vraagt: liefhebben.
Ook deze verkondiging, die dus eigenlijk een oproep is,
is hoopgevend, hoopbrengend.
In de tweede lezing (in onze gemeenschap de eerste)
drukt de apostel Jakobus ons op het hart:
Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen,
zonder zich in daden te uiten dood.
Hetzelfde geldt ook voor onze hoop.
Dat we hoopvolle mensen zijn moet zich uiten in daden,
in een levenswijze waarin we door onze liefde, Gods liefde aan het woord laten,
en zo hoop brengen in de wereld die zo pijnlijk getekend is door liefdeloosheid.

‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’…
(Hoop. Hopelijks ook voor Afrika.)

Omslagafbeelding: