Homilie voor de 25ste zondag door het jaar
22 september 2024
Evangelie: Mc 9, 30-37
In die tijd gingen Jezus en zijn leerlingen weg van de berg en trokken Galilea door; maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten. Hij zeide hun: ‘De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.’ Zij begrepen die woorden wel niet maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.
Zij kwamen in Kafarnaüm en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen: ‘Waar hebt ge onderweg over getwist?’ Maar zij zwegen, want ze hadden onderweg een woordenwisseling gehad over de vraag wie de grootste was. Toen zette Hij zich neer, riep de twaalf bij zich en zei tot hen: ‘Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten wezen en de dienaar van allen.’ Hij nam een kind en zette het in hun midden; Hij omarmde het en sprak tot hen: ‘Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam neemt Mij op en wie Mij opneemt neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.’
De evangelielezing van deze zondag bevat twee delen,
die oorspronkelijk geen tekst-eenheid vormden,
en dus door de evangelist Marcus samen geplaatst zijn.
Maar Marcus had een goede reden om deze twee delen samen te plaatsen.
Het gaat in beide gevallen om een conflict tussen Jezus en zijn leerlingen.
Jezus komt voor het laatst in Galilea en komt voor het laatst ‘thuis’ in Kafarnaüm,
waarschijnlijk in het huis van Petrus dat als ‘uitvalsbasis’ dient.
Straks begint de tocht naar Jeruzalem, naar overlevering, dood en opstanding.
In het evangelie van Marcus horen we Jezus driemaal dit einde voorspellen.
Deze keer houdt Jezus het vrij eenvoudig.
In de andere voorspellingen worden de oudsten van het volk,
de hogepriesters en de schriftgeleerden als de boosdoeners aangeduid.
Dus niet de farizeeën en de Romeinen.
Ook is er dan sprake van verworpen en veracht worden, van bespotting en geseling.
Het vooruitzicht dat hun Messias zal verworpen worden,
zal lijden en gedood worden botst compleet met het beeld
dat de leerlingen van de Messias hebben en met hun verwachtingen.
Ze zien de Messias als een machtig heerser
en ze verwachten dat ze zullen delen in zijn macht.
Hun Messiasbeeld klopt niet met dat van Jezus.
En klopt ons Godsbeeld wel met het Godsbeeld van het evangelie?
Het Godsbeeld dat we via de Kerk, onderwijs en opvoeding hebben ontvangen
werd gedompeld in het bad van de Griekse filosofie,
van Romeinse moraal en Romeinse recht
en heel wat onuitroeibare mythologische voorstellingen en fantasieën.
De monnik Bruno Barnhart sprak
over een container van beelden, ideeën en begrippen waarin God opgesloten werd.
En ieder deed zijn profijt met die opgesloten God:
machtigen in wereld en kerk om mensen te verdrukken
en tot gehoorzaamheid te dwingen,
armen en lijdenden om bij die God materieel heil en lichamelijke genezing te vinden,
en de ongelovigen en antikerkelijken om, door die onzalige God aan de kant te zetten
– met wetenschap of morele verontwaardiging -, ook God te kunnen wegzetten als onzin,
om met het spreekwoordelijke badwater ook het spreekwoordelijke kind weg te gooien.
De God van Jezus dwingt niet, maar roept op tot bekering en geloof
en is door zijn liefde voor de mens, die Hij als een vrij wezen geschapen heeft,
eigenlijk in deze wereld compleet onmachtig.
Jezus dwingt niemand om Hem na te volgen,
maar eist van wie Hem in alle vrijheid wil volgen wel
een radicale overgave aan de wil van God, aan de liefde.
Hij eist dat men zichzelf geeft,
en zelf niet eisend staat te vragen en te verwachten.
Van die overgave aan Gods wil, een beschikbaarheid voor Gods geest in ons,
zowel in gebed als in verzet tegen kwaad en dienstbare inzet,
die een loslaten van alle angst en egoïsme inhouden,
is Hij zelf het grote voorbeeld.
Wat is eigenlijk het probleem met een God
die van ons vraagt dat we zijn onvoorwaardelijke liefde
in de wereld zouden openbaren?
Het probleem is dat die God in een triviale wereld,
een wereld waarin alleen nut en vermaak van tel,
van geen nut en niet vermakelijk is.
Er is op zondag wel wat anders te doen dan ‘met ons hart bij de Heer’ te zijn….
De leerlingen durven geen vragen stellen over die lijdende Messias.
Maar ze durven ook geen antwoord geven op Jezus’ vraag
naar de reden van hun onderlinge twist.
Ze weten dat die veroorzaakt is door een gezindheid die niet deze van Jezus is,
dat ze tegenover elkaar een houding hebben aangenomen die Hij zou afwijzen.
De apostel Jakobus reageert in zijn brief ook tegen deze houding en zijn woorden
zouden perfect een terechtwijzing van Jezus aan zijn leerlingen kunnen zijn:
Waar naijver en eerzucht heersen,
daar treft men ook onrust aan en allerlei minderwaardige praktijken.
Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies vandaan?
Toch alleen van uw eigen hartstochten die u niet met rust laten?
Het beeld van de leerling, dat Jezus voorhoudt,
klopt ook weer niet met de verwachtingen van de leerlingen
en met hun houding die zo herkenbaar is in deze wereld:
de drang om zich te bewijzen, de drang naar bevestiging,
een ikgericht individualisme.
Op een andere plaats van het Marcusevangelie klinkt het nog veel radicaler:
Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden, hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden,
moet dienaar van u zijn, en wie onder u de eerste wil zijn
moet de slaaf van allen zijn. (10, 43-44)
De slaaf is diegene die dienstbaar moet zijn,
ook al meent hij daarvoor geen tijd te hebben
en heeft hij er niet veel zin in en levert die dienst geen maatschappelijk aanzien op.
De leerling is echter niet slaafs dienstbaar aan een hogere aardse macht,
maar neemt in alle vrijheid de radicale dienstbaarheid van de liefde op,
onvoorwaardelijk en onverdeeld.
Dat is veel meer dan een modeste levenshouding
waarvoor men eventueel ook nog kan geprezen worden.
Leerling zijn en radicaal Jezus navolgen: noch gemakkelijk noch bijster aantrekkelijk.
Hoe zien wij eigenlijk ons christen zijn?
Wat betekent voor ons navolging?
priester Dirk Masschelein,
Mariakerke Oostende,
september 2024
Omslagafbeelding: grafiek