Homilie voor de 28ste zondag door het jaar
13 oktober 2024
Evangelie: Mc 10, 17-30
Toen Jezus zich weer op weg begaf kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.’ Hij gaf Hem ten antwoord: ‘Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.’ Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: ‘Eén ding ontbreekt u; ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel, en kom dan terug om Mij te volgen.’ Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen omdat hij vele goederen bezat. Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: ‘Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!’ De leerlingen stonden verbaasd over wat Jezus zei. Daarom herhaalde Hij: ‘Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.’ Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Jezus keek hen aan en zei: ‘Dit ligt niet in de macht der mensen maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.’ Daarop nam Petrus het woord en zei: ‘Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.’ Jezus antwoordde: ‘Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.’
Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
In een doopviering vraag ik op een bepaald moment aan de ouders:“
Beloven jullie daartoe goede vaders en een goede moeders te zijn?”
Waarvoor moeten ze goede ouders zijn?
Om te doen wat ze dan daarvoor beloofd hebben, namelijk,
met de hulp van anderen hun kind Christus,
Zijn weg ten leven en Zijn kerkgemeenschap te leren kennen.
Laten we dat even anders formuleren.
Goede ouders zullen er wel voor zorgen dat hun kinderen
zich goed voelen en dat ze het goed hebben.
Maar zullen ze er ook zorg voor dragen dat hun kinderen goed worden en goed zijn?
En wat is onze eerste bekommernis?
Dat we ons goed voelen? Dat we het goed hebben? Of dat we goed zijn?
Ons diepste verlangen is eigenlijk om goed te zijn.
Want dat verlangen heeft God zelf in ons hart gelegd, een hart om lief te hebben.
Ons goed zijn is deelnemen aan Zijn goedheid, aan Zijn liefde.
Ons goed zijn en ons liefhebben is Zijn goedheid en liefde openbaren, uitstralen.
En dat is pas echt leven, dat is eeuwig leven.
Dat is het wat de man, die bij Jezus komt aanlopen, wil.
Hij komt niet zomaar naar Jezus toe! Hij loopt naar Hem toe.
Hij wil dringend een antwoord alsof zijn leven ervan afhangt.
Ja, inderdaad, zijn echt en eeuwig leven!
Zijn vraag is: “Wat moet ik doen?”
Jezus geeft hem uiteindelijk een antwoord dat hij niet verwacht had:
al uw bezit weg doen en Mij volgen.
Waarom zou die man alles weg doen wat hij bezit?
In Jezus’ tijd werd bezit immers beschouwd als een zegen van God
en rijkdom als een beloning voor een vroom leven.
Bovendien kon men toch als men rijk was en over veel geld beschikte
enorm veel goed doen door veel aalmoezen te schenken aan de armen.
Op die manier dacht men deel te nemen aan de goedheid van God.
Op die manier dacht men Gods goedheid te openbaren.
Alsof Gods goedheid erin bestaat aalmoezen uit te delen.
Maar voor Jezus is het enige goede dat de man met zijn bezit kan doen
het ‘weg doen’…
Er zouden trouwens geen armen zijn en we zouden geen aalmoezen moeten uitdelen
als mensen effectief zo goed zouden zijn als God
en als ze met de schepping en met de goederen van de aarde
en met hun medemensen zouden omgaan
zoals God dat in Zijn goedheid voorzien heeft!
Armoede is dus geen straf van God en geen lot.
Rijkdom is in Gods ogen geen zegen en geen beloning.
Armoede en rijkdom zijn het gevolg van het feit
dat mensen niet gericht zijn op goed zijn, maar op goed voelen en het goed hebben,
en dat bij die gerichtheid de wet van de sterkste geldt.
De rijkdom van de rijken op aarde is niet ontstaan als beloning,
maar als gevolg van het hebben van de meeste macht en kennis en kunde
om zich alles te verwerven waardoor men zich goed kan voelen,
dat wil zeggen: bevredigd, beveiligd en bevestigd, erkend als iemand van belang.
Met dat ‘alles’ dat mensen willen verwerven wordt natuurlijk geld en bezit bedoeld,
maar ook een kring van mensen om je heen waarin je aanzien bezit.
Bezit, macht, eigenbaat en aanzien worden ‘afgoden’, de ‘goden van de wereld’,
waarin men gelooft, waarop men zijn vertrouwen stelt om gelukkig te zijn.
En gelukkig zijn is dus je goed voelen en het goed hebben.
Men is gebonden aan die goden, men kan er niet van los.
Men kan ze niet loslaten.
Maar de armoede waartoe Jezus de man toe uitnodigt
is ook niet zomaar alle geld en bezit weg doen.
Jezus vraagt aan de vrome man tenslotte zelfs meer dan alles dat hij bezit.
Eigenlijk vraagt hij de man zelf,
zijn hart, zijn geest en al zijn krachten in het beleven van de liefde.
En ware armoede is in spiritueel opzicht niet zozeer weinig of niets hebben,
maar is geen nood meer hebben aan bezit en macht,
zoals ware nederigheid gelegen is in het geen nood meer hebben aan eer en aanzien,
geen nood meer hebben om je door bezit bevredigd, veilig en verzekerd te voelen.
geen nood meer hebben om je door bezit, macht, kennis of kunde
als waardevol te bewijzen.
Ware armoede is een kwestie van innerlijke vrijheid.
Je geluk hangt niet meer af van bezit noch van mensen die je bevestigen.
Die innerlijke vrijheid zorgt ervoor dat je echte gemeenschap kunt beleven met mensen,
dat je alle mensen als gelijken, als zusters en broeders kunt ontmoeten.
Die innerlijke vrijheid zorgt ervoor dat je de hele schepping kunt bewonderen
en alles wat leeft met eerbied en zorg tegemoet kunt treden.
Die innerlijke vrijheid zorgt ervoor dat je echt kunt genieten van al het goede,
want alle zorg en bekommernis om van zoveel mogelijk te genieten is er niet meer.
Die innerlijke vrijheid zorgt ervoor dat je met zorg en mededogen
andere mensen tegemoet kunt treden.
Die innerlijke vrijheid zorgt ervoor dat je het ware leven kunt binnengaan
En misschien is die innerlijke vrijheid wel gebaat met het besef
dat bezit en een groep van mensen om je heen die je veiligheid en aanzien geven,
je uiteindelijk, hoe groot ook, niet veilig stellen tegenover de dood.
De dood toont aan dat het leven uiteindelijk geen kwestie is
van je goed voelen of het goed hebben, maar alleen van zijn.
Omslagfoto: Donald Trung Quoc Don (Chữ Hán: 徵國單) – Wikimedia Commons – © CC BY-SA 4.0 International