Homilie voor de 3de zondag in de veertigdagentijd

12 maart 2023

Evangelie: Johannes 4
In die tijd kwam Jezus in een stad van Samaria, Sichar genaamd, dichtbij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven. Daar bevond zich de bron van Jakob en vermoeid van de tocht ging Jezus zo maar bij deze bron zitten. Het was rond het middaguur. Toen een vrouw uit Samaria water kwam putten zei Jezus tot haar: “Geef Mij te drinken.” De leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om levensmiddelen te kopen. De Samaritaanse zei tot Hem: “Hoe kunt Gij als Jood nu te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?” Joden namelijk onderhouden geen betrekkingen met de Samaritanen. Jezus gaf ten antwoord: “Als ge enig begrip had van de gave Gods en als ge wist wie het is, die u zegt: Geef Mij te drinken, zoudt ge het aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven.” Daarop zei de vrouw tot Hem: “Heer, Ge hebt niet eens een emmer en de put is diep: waar haalt Ge dan dat levende water vandaan? Zijt Ge soms groter dan onze vader Jakob die ons de put gaf en er met zijn zonen en zijn vee uit dronk?” Jezus antwoordde haar: “Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst, maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven.” Hierop zei de vrouw tot Hem: “Heer, geef mij van dat water, zodat ik geen dorst meer krijg en hier niet meer moet komen om te putten.” Jezus zei haar: “Ga uw man roepen en kom dan hier terug.” “Ik heb geen man”, antwoordde de vrouw. Jezus zei haar: “Dat zegt ge terecht: ik heb geen man; want vijf mannen hebt ge gehad, en die ge nu hebt is uw man niet. Wat dit betreft, hebt ge de waarheid gesproken.” “Heer,” zei de vrouw, “ik zie dat Gij een profeet zijt. Onze vaderen aanbaden op die berg daar, en gij, Joden, zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men aanbidden moet.” “Geloof Mij, vrouw,” zei Jezus haar, “er komt een uur dat gij noch op die berg, noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, omdat het heil uit de Joden komt. Maar er zal een uur komen, ja, het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden.” De vrouw zei Hem: “Ik weet dat de Messias, dat wil zeggen: de Gezalfde, komt, en wanneer Die komt, zal Hij ons alles verkondigen.” Jezus zei tot haar: “Dat ben Ik, die met u spreek.” Juist op dat ogenblik kwamen zijn leerlingen terug en zij stonden verwonderd, dat Hij in gesprek was met een vrouw. Geen van hen echter vroeg: “Wat wilt Ge van haar?” of “Waarom praat Gij met haar?” De vrouw liet haar waterkruik in de steek, liep naar de stad terug en zei tot de mensen: “Komt eens kijken naar een man, die mij alles heeft verteld wat ik gedaan heb! Zou Hij soms de Messias zijn?” Toen verlieten zij de stad om naar Hem toe te gaan.

Foto door Nextor form PxHere

Ten tijde van Jezus werden Samaritanen door de Joden geminacht.
Maar in de evangelies is er een eerder positieve benadering van hen,
getuige het verhaal van de barmhartige Samaritaan
en dat van de genezing van de tien melaatsen,
waarvan de Samaritaan onder hen de enige is, die dankbaarheid betoont.
Jezus zelf werd omwille van zijn positieve houding tegenover de Samaritanen
door sommige Judeeërs als Samaritaan beschouwd:
Jo 8, 48: De Judeeërs gaven Hem ten antwoord:
“Zeggen wij niet met recht dat Gij een Samaritaan zijt en van de duivel bezeten?” 
Door nu te berichten over de ontmoeting van Jezus met een Samaritaanse vrouw
werkt de evangelist Johannes aan een beeld van Jezus,
die zich nogal wat permitteert en met goddelijk gezag
een aantal regels van ‘correct gedrag’ naast zich neerlegt.
Met een Samaritaan of Samaritaanse in contact komen, laat staat een gesprek voeren,
was iets dat tegen de ongeschreven religieuze en sociale omgangregels ingaat.
Ook het praten met een vrouw zonder dat haar man er bij is
was ongepast religieus-sociaal gedrag.
Maar voor Jezus is de tijd aangebroken om oude regels te bannen
en om over de oude hatelijke religieuze grenzen heen
een nieuw godsvolk te vormen, een nieuwe ‘oecumenische’ gemeenschap
van mensen, die de Vader aanbidden in geest en waarheid,
die aanbidders dus die de Vader zoekt.
Jezus, die vermoeid gaat neerzitten aan de bron, vertegenwoordigt de zoekende Vader,
roept mensen tot die nieuwe gemeenschap.
Ook de Samaritanen, in het verhaal door de vrouw vertegenwoordigd,
worden door God gezocht, krijgen het aanbod om lid te worden van het nieuwe Godsvolk,
om binnen te treden in het Rijk Gods, om deel te nemen aan een nieuw leven.
Dit aanbod geschiedt op een symbolische en historische plaats.
Een bron is de plaats waar men leven gevend water aanbiedt aan mens en vee.
Bovendien gaat het over de bron van Jakob,
de stamvader van zowel de Judeeërs als de Samaritanen.
Bij die bron greep de ontmoeting tussen Jakob en Rachel plaats,
de ontmoeting die zou leiden tot het ontstaan van het volk van God.
Nu ontstaat een nieuw volk van God,
dat geen religieuze en nationale begrenzing kent.
‘Bron’ is hier dus synoniem van ‘begin’,
de plaats waar geschiedenis begint te vloeien.
In het Oude Testament is bronwater echter ook één van de vele symbolen
van wijsheid, van woorden van eeuwig leven,
van vernieuwende en verfrissende kracht die herleven doet,
voor de Geest van God zelf,
die de mens echt en goddelijke leven doet.
Of zoals paus Franciscus het uitdrukt:
het goede in ons dat ons in staat stelt mens te worden en een nieuw leven te leiden.
Door het verhaal moet nu duidelijk worden
dat die wijsheid, die woorden van eeuwig leven, vol van de Geest van God,
dat die levenskracht die de mens een nieuw begin schenkt,
door Jezus gegeven worden.
Hij is het levend water, zoals Hij ook het brood van eeuwig leven is.
Want Hij is vol van Gods Geest, van Gods wijsheid en leven.
Drinken van dit levend water is het ontvangen van de Geest
die in ons een constante bron van wijsheid en vernieuwende levenskracht wordt.
Dat drinken is geloven in Jezus, de Christus,
is leven in eenheid met Hem, Hem in ons innerlijk opnemen.
Het is Hem navolgen en leven vanuit en met zijn gezindheid.
Dit is de ware aanbidding waarover Jezus het heeft.
En die is niet meer aan een plaats gebonden, maar aan de mens Jezus zelf.
Als Johannes zijn evangelie schrijft
is er trouwens van de tempel van Jeruzalem al geen sprake meer.
Om de dorst, ons verlangen naar eeuwig en waarachtig leven te stillen
hoeven we niet meer naar de tempel te gaan
maar naar een bron waar we Jezus vinden.
Die is in onszelf te vinden.
Toch houdt deze waarheid geen pleidooi in
om ons zelfgenoegzaam en individualistisch
van gemeenschapsleven te ontdoen.
Het is steeds in en door en met een gemeenschap
– ik durf het een kerkgemeenschap noemen – dat we de bron vinden
waar we Jezus aantreffen en waar we met Hem kunnen verblijven
en waar we door Hem te drinken krijgen.
Zonder gemeenschap met anderen, zonder verbondenheid met anderen,
worden we trouwens ook niet van onszelf bewust, vinden we ons ware zelf niet.
Alleen in gemeenschap en verbondenheid met anderen
kunnen we de gemeenschap en verbondenheid met Christus ervaren en beleven.
Maar ook in verbondenheid met ons diepste zelf,
met de Christus in ons.
Liefdevolle dienstbaarheid is zoals
liturgie en contemplatief gebed
ook aan de bron plaatsnemen en Christus ontmoeten.


Omslagfoto: Foto door Nextor form PxHere