Homilie voor de 4de paaszondag
8 mei 2022 – Moederdag
Evangelie: Joh. 10, 27-30
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft is groter dan allen
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.”

Het beroep of ambacht van schaapherder is in Nederland
toegevoegd aan de lijst van immaterieel cultureel erfgoed.
Een herder – in het Latijn ‘pastor’ en vandaar ‘pastoor’ en ‘pastoraal’ –
is iemand die voor de dieren van een kudde – gewoonlijk schapen – zorgt.
Hij trekt met hen rond naar weidegronden, hij geeft ze te drinken,
hij verzorgt zieke en gewonde dieren, helpt ooien bij het werpen van lammeren
en brengt hen ’s avond veilig in de schaapskooi.
Met hem of haar hebben de schapen een vertrouwensband.
Ze kennen zijn stem, luisteren naar zijn stem en volgen hem.
Hij zorgt er – samen met trouwe herdershonden – ook voor
dat er geen schapen verloren lopen en roofdieren niet in de buurt komen.
In het Oude Testament komt de figuur van de herder heel regelmatig voor
om er de liefdevolle zorg van God voor zijn volk aan te duiden.
Gods liefde is een zorgende liefde,
en ‘zorgen voor’ is een synoniem van liefhebben.
Dat brengt ons naadloos bij de figuur van de ouder
en op deze moederdag meer bepaald bij de figuur van de moeder,
die in het Oude Testament eveneens als beeld van de liefhebbende God aanwezig is.
De liefde van een ouder is een zorgende liefde.
De Amerikaanse filosofe Eva Kittay defineert de ‘moederpersoon’ als volgt:
‘Ik bedoel een vrouw of man die zichzelf wijdt aan,
of verantwoordelijkheid neemt voor de zorg
voor een afhankelijke of kwetsbare andere persoon,
en die het welzijn van die ander ziet
als centraal en verweven met het eigen welzijn.’
De onvoorwaardelijkheid van deze liefde en zorg,
van goedheid en verantwoordelijkheid
is pas mogelijk als men vrij is en wijs.
Moeders zijn gewoonlijk zelfs iconen van wijsheid.
Vrij zijn, dat betekent vrij zijn van angst, van angstige zorg voor jezelf en van egoïsme.
Voor Bonhoeffer is het tegenovergestelde van goedheid en liefdevolle zorg
niet slechtheid of boosheid, maar wel dwaasheid:
zich laten leiden door oppervlakkige emoties of de mening van de massa.
Voor een herder is er de dagdagelijkse zorg
voor het leven en het levensonderhoud van zijn dieren
waarvoor naast grote inzet soms ook vindingrijkheid en creativiteit nodig zijn.
Het is de zorg voor het materiële en fysieke welzijn van de dieren.
Ook de zorg voor hun veiligheid – het overleven – hoort daar bij.
Misschien kennen dieren ook een vorm van psychisch welzijn.
In de documentaire Steak (R)evolution uit 2014
gaat een Franse slager op zoek naar de beste steak in de wereld.
Hij ontmoet er regelmatig veehouders die stellig beweren
dat het vlees van dieren, die zich ‘goed voelen’, malser en beter is.
In Japanse stallen klinkt Mozart, in Spaanse zijn er massagebeurten.
Natuurlijk weten die dieren niet welk lot hun te wachten staat…
Ouders zorgen niet alleen voor het lichamelijk en materiële welzijn van hun kinderen,
maar de meesten willen wel degelijk
dat de kinderen zich bij hen en in hun huis ‘goed voelen’.
Door een aandachtige en liefdevolle aanwezigheid
willen ze van een huis een thuis maken, een plaats waar kinderen
zich welkom weten, bemind, aanvaard, erkend in hun eigenheid,
een plaats waar ze zich fundamenteel thuis voelen
en van waaruit ze zich geaard in genegenheid en vol zelfvertrouwen
in de wereld kunnen begeven.
Wijze ouders weten dat dit niet bereikt wordt
door zich op dat ‘goed voelen’ te focussen,
en diepe tevredenheid niet hetzelfde is
als altijd en onmiddellijk tevreden gesteld worden, bevredigd worden,
Zorg voor geluk is niet hetzelfde als altijd
aan alle wensen tegemoet komen, liefst onmiddellijk.
En is uiteindelijk ‘goed zijn’ niet wezenlijker dan je ‘goed voelen’?
Is liefde naast de zorg dat een kind het ‘goed heeft’ en zich ‘goed voelt’
ook niet het verlangen en de zorg dat het kind een goed mens wordt.
In veel zelf geformuleerde beloften van ouders, peters en meters bij een doopsel
komen vooral de beloften voor die eerste zorg aan bod,
zeer zelden het verlangen en de belofte om te zorgen voor dat ‘goed zijn’,
terwijl het eigenlijk bij het doopsel daarom te doen is.
De gave van de Geest is er niet op gericht de mensen het ‘goed hebben’
en zich voor eventjes ‘goed voelen’, maar wel dat ze ‘goed zijn’,
‘volmaakt’ en ‘barmhartig’ zoals de Vader dat is,
dat we elkaar liefhebben zoals Jezus ons liefheeft,
dat we onvoorwaardelijk zorg voor elkaar dragen.
Dat is de bron van wat Jezus een ‘volkomen vrede’
en een ‘volkomen vreugde’ noemt.
De Zoon in wie God zijn vreugde vindt,
die door de Vader onvoorwaardelijk bemind wordt,
is tevens diegene die geroepen en gezonden wordt.
Er is geen uitverkiezing (lees: bemind worden) zonder roeping en zending!!
De goddelijke herder, die zich in Jezus liefdevol en bezorgd tot de mens wendt,
die in Jezus zijn liefde openbaart en toont,
is niet alleen de Vader die ons het diepe goede besef schenkt
dat we door Hem bemind, erkend, aanvaard en vergeven zijn,
maar ook de Vader die ons met het gebod van liefde bekleedt en voedt
en ons op weg zet om liefdevol zorg te dragen voor anderen,
zorg in alle facetten van het woord.
Daarom is ook de verkondiging in de kerk wel degelijk ‘pastoraal’
en eigenlijk de eerste vorm van pastoraal, van zorgende en dienende liefde.
Mijn ‘herderlijke’ en ‘moederlijke’ zorg als ‘pastor’ kan eigenlijk enkel deze zijn,
hoezeer ik ook weet dat het verstrekken van andere zorgvormen
zo bevrijdend en vreugde brengend kan wezen.
Omslagfoto: Afbeelding van Sergio Cerrato – Italia via Pixabay