Homilie voor de 5de paaszondag
18 mei 2025
Evangelie: Joh. 13, 31-33a.34-35
In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.”

Vier woorden wekken onze interesse in deze evangelielezing,
een fragment uit de afscheidsrede van Jezus in het Johannesevangelie:
‘verheerlijken’, ‘liefhebben’ in combinatie met ‘gebod’
en de merkwaardige aanspreking van de leerlingen als ‘kindertjes’.
Dat de Mensenzoon door God is verheerlijkt betekent,
dat God zijn wezen in de Mensenzoon, in de mens Jezus openbaart,
dat Hij die mens met zijn eigen heerlijkheid bekleedt
en zich zo aan de wereld bekend maakt in en door die mens.
Jezus’ woorden zijn Gods woorden, Jezus’ daden zijn Gods daden,
Jezus’ wil is gelijk aan die van God en ook zijn gedachten zijn goddelijk.
Kortom: God schijnt in Jezus, verschijnt in Jezus.
Dat God verheerlijkt is in Jezus betekent dan,
dat Jezus God laat schijnen, laat verschijnen in de wereld,
dat Gods heerlijkheid, zijn wezen, door Jezus aan de wereld geopenbaard wordt.
En dat geschiedt omdat de Geest van God in Jezus is,
en Jezus helemaal vol is van Gods Geest, van God dus.
Zo’n mens is de Christus, de door de Geest gezalfde, bezielde mens.
Ook wij allen delen in de hoedanigheid van Christus,
want ook wijzelf zijn gezalfd, bezield door de Geest van God
en zijn dus openbaring van God, laten God schijnen en verschijnen in de wereld.
Maar hoe doen we dat?
Door de Geest van God in ons aan het werk te laten.
God is liefde en zijn Geest is een Geest van liefde.
Het is door elkaar en onze medemensen lief te hebben
dat we God laten schijnen en verschijnen in de wereld.
Wat liefhebben als levenshouding inhoudt, heb ik al vaker gezegd.
Het is verlangen naar het leven, geluk en welzijn van medemensen
en het opnemen van daadwerkelijke zorg voor dat leven, welzijn en geluk.
Liefhebben is hier dus wat anders dan het koesteren van emotionele gevoelens
die het gevolg zijn van een aantrekkingskracht die van een geliefde uitgaat.
Het verlangen naar het leven, geluk en welzijn van een medemens,
is hier dan ook geen emotioneel gebeuren, maar een innerlijke ethische houding,
een ingesteldheid die van goddelijke origine is.
Dat Jezus zijn leerlingen ‘kindertjes’ noemt, wijst daar ook op.
Want het Griekse woord voor kind, ‘teknon’, verwijst naar een kind
als de geliefde waarvoor men verantwoordelijk is
en die men opneemt in een onvoorwaardelijke zorg.
Op de onvoorwaardelijkheid van de liefde wijst nu het woord ‘gebod’.
Dat men verliefdheid en tederheid en symphatie koestert voor een medemens,
dat men door een medemens aangetrokken is,
dat kan men niemand als een gebod opleggen.
Maar iedere medemens mag en kan op mij een appel doen
op mijn eerbied, respect, zorg en verantwoordelijkheid,
vooral de zwakkere medemens, zoals kinderen.
Nogmaals: het woord ‘gebod’ – nooit als ‘wens’ te vertalen –
wijst in het evangelie op de onvoorwaardelijkheid en de onverdeeldheid van de liefde
waardoor we God laten verschijnen in de wereld,
in onze gemeenschap, in ons samenleven.
Anders gezegd: onze liefde, onze eerbied, zorg en verantwoordelijkheid
zijn er altijd en voor iedereen.
Dit mag Jezus een nieuw gebod noemen,
omdat zijn gebod een verdieping en verruiming inhoudt
van het oude gebod van de naastenliefde.
Deze liefde is hét kenmerk van de christen
en van iedere christelijke gemeenschap.
Priester Dirk Masschelein
Omslagfoto: Foto door Judita Mikalkevičė – www.pexels.com