Homilie voor de 5de zondag in de veertigdagentijd
6 april 2025
Evangelie Joh. 8, 1-11
In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg. ’s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel en al het volk kwam naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen. Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw die op overspel was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem: “Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef. Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar Gij, wat zegt Gij ervan?” Dit bedoelden ze als een strikvraag in de hoop Hem ergens van te kunnen beschuldigen. Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond. Toen zij bij Hem aanhielden met vragen richtte Hij zich op en zei tot hen: “Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerste een steen op haar werpen.” Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond. Toen zij dit hoorden dropen zij een voor een af, de oudsten het eerst, tot dat Jezus alleen achterbleef met de vrouw die daar was blijven staan. Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar: “Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand u veroordeeld?” Zij antwoordde: ” Niemand, Heer.” Toen zei Jezus tot haar: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”

De meeste Bijbelgeleerden zijn ervan overtuigd
dat het verhaal van de overspelige vrouw
niet tot het oorspronkelijke Johannesevangelie behoort.
Maar laten we geen aandacht spenderen aan dit gegeven
en ook niet aan de vraag wat Jezus op de grond geschreven zou hebben.
Wel meen ik te mogen stellen dat Hij niet in het zand schreef
daar Hij zich in de tempel bevond en de tempel wel degelijk geplaveid was.
Maar dat Hij met zijn vinger op de grond schreef
is naar mijn mening niet zomaar een detail.
In het boek Exodus lezen we immers:
Toen Jahwe op de Sinaï zijn woorden tot Mozes beëindigd had,
overhandigde Hij hem twee platen met de tekst van het verbond,
stenen platen, waarop de vinger Gods die tekst had geschreven. (Exodus 31,18)
Ik meen te mogen denken dat Jezus in het verhaal gepresenteerd wordt
als de gelijke van God die een nieuwe wettekst schrijft:
deze van de goddelijke barmhartigheid.
Heft Hij daarmee de bepalingen van de Joodse wet op,
die, zoals we lezen in Leviticus 20,10 en Deuteronomium 22,22-24,
wel degelijk voorschrijven dat een overspelige vrouw ter dood gebracht moet worden?
Jezus deelde in ieder geval de mening van de profeet Jesaja,
die stelde dat niet alles wat in de Joodse religieuze wetten staat de wil van God is.
Jezus citeert de profeet Jesaja als Hij bepaalde voorschriften huichelarij noemt:
Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren.” (Marcus 7, 6-7)
Het is duidelijk dat de wetgeving in Leviticus en Deuteronomium
met betrekking tot overspel – zeer gelijkend op deze van andere volkeren in die tijd –
volledig opgesteld is vanuit het standpunt van de man
en wel met de zeer oude overtuiging dat de vrouw het bezit is van de man,
een overtuiging die al in latere Bijbelteksten niet meer voorkomt
en ook niet in de evangelies te vinden is.
Het is ook vrij duidelijk dat voor Jezus Gods wil gekenmerkt is door liefde,
en dat die liefde gelijk is aan barmhartigheid, ook voor de zondaar.
Trouwens, in het Oude Testament, bij de profeet Hosea,
vinden we al een prachtig voorbeeld van die barmhartigheid bij overspel.
God klaagt zijn volk aan voor afgoderij die er met overspel gelijk gesteld wordt.
Maar Hij eist zijn recht als man niet op:
Neen, Ik zal mijn vlammende toorn toch niet koelen,
Efraim niet opnieuw te gronde richten, want Ik ben God, Ik ben geen mens,
Ik ben de Heilige in uw midden. Ik laat Mij niet gaan in mijn toorn. (Hosea 11, 9)
De mensenwet geeft gevolg aan de nood aan wraak en toorn.
De goddelijke wet is uitdrukking van barmhartigheid.
En in de kring van schriftgeleerden en Farizeeën is Jezus wel de Heilige in hun midden.
We mogen toch wel met enige redelijkheid denken
dat niet alle religieuze voorschriften en bepalingen Gods wil vertolken,
en soms zelfs het tegendeel.
Dat gold en geldt ook voor kerkelijke voorschriften en bepalingen.
En ook veel godsdienstige leerstellingen vertolken ook niet altijd waarheid.
Daarom is het compleet verkeerd om met de Bijbel te staan zwaaien
en met uit hun contekst gehaalde en verkeerd begrepen Bijbelcitaten
handelingen en beslissingen te verantwoorden.
En ons evangelieverhaal wijst ons ook nog op andere zaken.
Er is wel degelijk een vrees voor barmhartigheid ten opzichte van zondaars,
voor een al te begrijpende houding ten opzichte van misdadigers.
Die koudwatervrees, die er in de Kerk heerste en heerst, is geen uitvinding van de Kerk, maar is gewoon deze die in de mensenmaatschappij leeft
en waartegen de Kerk zich zou moeten verzetten
zoals Jezus dat deed in het geval van de overspelige vrouw.
Het zou de moeite lonen even na te gaan
waarom mensen in sommige gevallen zo’n weerzin hebben voor barmhartigheid.
Die weerzin is gelegen in de angst dat begrip, vergeving en barmhartigheid
gelijk zou komen te staan aan het goedpraten van een misstap.
Dan ziet men het wezen van vergeving en barmhartigheid niet in.
En dat is dan weer het gevolg, denk ik, van het feit
dat men met het hart ver van God is.
Goed is ook op te merken dat Jezus niet onmiddellijk een antwoord geeft
op de Hem gestelde vraag zoals dat in interviews door journalisten verwacht wordt.
Men zou kunnen denken dat Hij tijd nodig heeft om zijn antwoord te bedenken.
Het zou ook kunnen zijn dat Hij tijd aan zijn opponenten gunt
om over de gestelde vraag na te denken.
En misschien beantwoordt zijn geduld aan de wijsheid
dat ieder goed woord, wil het gehoord en begrepen worden,
uit stilte geboren wordt en naar stilte terugkeert.
Hoe dan ook: iedere bepaling die aan Gods wil wil beantwoorden,
kan alleen maar liefde en barmhartigheid als doel hebben.
En die sluiten gerechtigheid en rechtvaardigheid niet uit!
En nog iets.
In het Johannesevangelie is iedere vrouw zowat het beeld van de Kerk.
In die gemeenschap van mensen moet Gods barmhartigheid te ervaren zijn
maar het is ook een gemeenschap van mensen
die blijvend nood hebben aan Gods barmhartigheid.
En nog een laatste iets om bij stil te staan:
de vrouw diende te sterven volgens de Wet.
In het lijdensverhaal van Johannesevangelie
horen we tot Pilatus over Jezus zeggen:
We hebben een Wet en volgens die Wet moet Hij sterven. (Johannes 19, 7)
priester Dirk Masschelein
april 2025
Omslagfoto: Foto door Sharefaith – www.pexels.com