Homilie voor de 6 de zondag door het jaar

12 februari 2023

Evangelielezing: Mt 5
In die tijd zie Jezus tot zijn leerlingen: ‘Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen. Want voorwaar, Ik zeg u: eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der zijn met hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen. Ik zeg u: als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen. Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd: gij zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht. Maar Ik zeg u: alwie vertoornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broeder zegt: raka, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin, en wie zegt dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden. Haast u het eens te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt; anders zou uw tegenpartij u wel eens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: ge zult daar niet uitkomen, voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.

Overtreffende liefde en gebed
Foto door form PxHere

Ik zeg u: als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Hoe zouden we deze vermaning van Jezus in deze tijd kunnen hertalen, actualiseren?
Misschien denken sommigen spontaan aan:
“Als uw geloof dat van de priesters en andere Godgewijden niet ver overtreft…”
Wellicht een hertaling die op applaus kan rekenen, maar compleet verkeerd.
De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn in onze tijd en samenleving
niet alleen en eigenlijk niet meer de priesters, maar alle wetgevers
en alle moraalridders van deze tijd en samenleving
waarvan de meeste ondertussen buiten de Kerk te vinden zijn
en ons van daar voorhouden wat een correct sociaal gedrag is,
wat een correct politiek en ethisch denken en handelen is.
“Gerechtigheid” kun je eventueel met “geloof” hertalen,
maar ik meen aan Jezus’ bedoeling trouw te zijn als ik het volgende waag:
“Als uw liefde niet onvoorwaardelijker is dan deze van de moraalridders….”
Halverwege de Bergrede klinkt het als volgt:
Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. (5, 48)
De maatstaf van onze liefde is goddelijk:
radicaal onvoorwaardelijk en onverdeeld, altijd en voor iedereen.

De gerechtigheid, de religiositeit van schriftgeleerden en Farizeeën,
deze die ze zelf beleefden en anderen voorhielden,
is het stipt onderhouden van de Wet
en vooral ook van de voorschriften van de traditie,
die ze ook als wet, als wil van God voorstelden aan de mensen.
Tegen zo’n religiositeit protesteerde reeds de profeet Jesaja
toen hij luidop Gods woord verkondigde:
Dit volk nadert Mij wel met de mond, en eert Mij met de lippen,
maar zijn hart is ver van Mij en zijn vrees voor Mij is niet meer
dan wet van mensen, die door mensen worden aangeleerd. (29, 13)
Daar de nadruk te leggen op het onderhouden van mensenwet,
verduistert men de ware betekenis van Gods wet en wil: liefde.
Wat God wil is, dat we in onze woorden, in ons doen en laten
zijn liefde, zijn barmhartigheid openbaren en beleven,
in zorg en verantwoordelijkheid voor het leven en welzijn van mensen.
En dat dus wel op een volmaakte wijze.
Dat is een geloofshouding en een geloofsbeleving,
een gerechtigheid en heiligheid,
die ver boven het onderhouden van wetten staat,
wetten die soms wel eens de liefde in de weg staan.
Gehoorzaamheid aan wetten en voorschriften
is voor Jezus niet hetzelfde als het onderhouden van de Wet,
als het doen wat God eigenlijk van ons wil.
Het is een ondiepe religiositeit,  oppervlakkig,
hoe heldhaftig ze soms ook mag lijken.
De reden van de geringe diepgang horen we ook bij Jesaja:
zijn hart is ver van Mij.
Eventueel wordt wel gezegd:
“We zijn met ons hart bij de Heer”,
maar de vraag is of dat wel degelijk zo is…

In het christelijke opinieweekblad TERTIO, dat wekelijks verschijnt,
las ik een deel van het boek Tijdsgeest
v
an de bekende Leuvense professor kerkelijk recht Rik Torfs.
Hij zoekt daarin een antwoord op de vraag
waarom in de laatste 60 jaren zoveel mensen ongelovig werden.
Zijn antwoord luidt:
“Veel redenen passeerden de revue,
zoals de ongeloofwaardigheid van de katholieke Kerk of de triomf van de wetenschap.
Ze konden mij nooit overtuigen.
Want de Kerk heeft altijd donkere kanten gehad
en de sterke ontwikkeling van de wetenschap is al veel langer bezig dan de laatste decennia. Pas de jongste jaren ben ik tot een ander inzicht gekomen,
dat ik overigens niet met cijfers kan bewijzen en dat wellicht nooit te becijferen valt: v
eel mensen verloren hun geloof niet, omdat ze het nooit hadden.
Ze volgden de rituele handelingen die de Kerk hen aanreikte,
ze leefden op het ritme van haar seizoenen en namen deel aan de rites de passage.
Ze lieten hun kinderen dopen en trouwden voor de kerk. (…)
Ze verleenden lippendienst, dachten er het hunne over
of, wellicht nog vaker, dachten er nauwelijks over. Denk ik. Veronderstel ik.
Want weinig is zo moeilijk te achterhalen als wat mensen echt denken, diep in hun hart.
Toch meen ik dat het geloof dat in mijn jeugd vanzelfsprekend was, niet diep zat.
En hetzelfde veronderstel ik over het ongeloof
dat vandaag maatschappelijk en cultureel dominant is.
Mijn stelling is kort gezegd deze:
in de tijdspanne van een mensenleven is de samenleving geëvolueerd
van een ondiep geloof naar een ondiep ongeloof.”
En verder lezen we dan:
“Ik denk dat in sommige gevallen het bevlogen sociaal engagement
niet zozeer een uiting of gevolg van geloof was, maar de vervanging ervan.
‘Zonder daden geen geloof’ is een aanlokkelijke slogan.
Het omgekeerde geldt niet: je hoeft niet te geloven om goede daden te stellen. (…)
“Geloven is niet alleen een theoretisch geloven, het uit zich ook in handelen”,
klonk het vaak in mijn jeugd. Ook. ‘Ook’ werd ‘vooral’. ‘Vooral’ werd ‘alleen’.”

Wat is de reden dat veel kerkelijk leven en kerkelijke vroomheid,
ja ook inzet voor de Kerk en soms zelfs sociaal engagement
begeleid werden en worden door dat ondiep geloof,
geloof dat geen verdieping kent, geloof dat oppervlakkigheid niet overtreft?
Wat ontbreekt er aan?
Ik denk, hoewel het dus moeilijk te achterhalen is
wat mensen echt denken en beleven diep in hun hart,
dat het hart ver van God is,
met andere woorden dat er geen diep doorleefde relatie met God is
en het ontbreekt aan een ernstig spreken over God
en aan een ernstig en diepgaand gebedsleven
waar de relatie met God gevoed wordt
en de goddelijke inspiratie en genade aan bod kunnen komen.
Dit diepgaande inspirerende contact met God,
gewoonlijk aangeduid met contemplatie en mystiek,
waarbij het hart bij God is en de geest voor God geopend is,
waarbij het ik leert verstillen en zwijgen,
is in de Kerk altijd stiefmoederlijk behandeld geweest,
eerst door de kerk van sacramenten en rites de passages
en nu veelal ook door een sociaal actief deel van het Godsvolk.

Hertalend en actualiserend kunnen we stellen
dat Jezus ons vandaag oproept tot een geloofsleven en een geloofsbeleving
die de oppervlakkigheid van de meeste gedoopten ver overtreft.
Dat geloofsleven en die geloofsbeleving zal altijd twee elementen bevatten
waarin van ons enige ‘volmaaktheid’ gevraagd wordt:
bidden en onder de mensen het goede doen.
En dit vanuit een aanwezigheid met het goede hart bij mensen
en ook, ja ook, vanuit een aanwezigheid met een aandachtig hart bij God.
In het doen van het goede vervullen we het gebod dat telt en alle andere verenigt:
het gebod van de liefde, een onvoorwaardelijk en onverdeelde,
niet ophoudende inzet en niet opgevend engagement van zorg en verantwoordelijkheid.
In ons bidden en onze liturgie zoeken we eenheid en verbondenheid met Christus,
een contact met Hem dat onze eigen noden en verlangens overtreft,
dat meer is dan zoeken naar mooie woorden en zinvolle teksten,
een bidden dat vooral veel stilte van onze kant inhoudt.


Omslagfoto: Foto door form PxHere