Homilie voor de 6e paaszondag

22 mei 2022

Evangelie: Joh 14, 23-29
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort is niet van Mij maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt Mij horen zeggen: Ik ga heen maar Ik keer tot u terug. Als Gij mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt, zult geloven.”

Bryan Lees, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

Uit wat Jezus in dit deel van zijn afscheidsrede aan zijn leerlingen zegt
blijkt nogmaals dat de liefde, die Hij hen (en ook ons) als gebod voorhoudt,
niets van doen heeft met oppervlakkige gevoelens.
De ware aard van een liefde uit zich in gedraging en daden.
Ware liefde voor Christus en voor de Vader uit zich in daden,
in het doen wat Jezus van ons vraagt, in het onderhouden van zijn woord.
Ware liefde uit zich in gehoorzaamheid aan het liefdesgebod dat Jezus geeft.
Het draagt ons op elkaar lief te hebben zoals Hij ons liefheeft.
En Hij heeft ons lief zoals de Vader liefheeft.
De maat van onze liefde is een goddelijke maat.
Onze liefde voor elkaar moet Gods liefde weerspiegelen.
Ons neerleggen bij ons onvermogen daartoe is niet aan de orde.
Dat zou een uiting zijn van gebrek aan vertrouwen, aan geloof.
Een onvoorwaardelijke liefde tegenover alle medemensen in alle omstandigheden
is wat wij dienen te betrachten, waarin wij ons dienen te ‘oefenen’.
Alle andere godsdienstige uitingen van vroomheid
zijn compleet daaraan ondergeschikt
en kunnen zelfs nooit de gestalte van een gebod aannemen.
Alle godsdienstige bepalingen die met liefde niets van doen hebben,
die niets bijdragen tot het welzijn, tot de diepe vrede en vreugde van medemensen,
noemt Jezus in navolging van de profeet Jesaja ‘mensenwet’.
Zo lezen we bij Marcus in Jezus’ kritiek op Farizeeën en schriftgeleerden:
Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.  
Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren.” (Mc7, 6-7)
Ongetwijfeld zijn er in alle religies veel zinvolle regels
die een goede gedragscode voorhouden in meerdere domeinen van het leven
en daarnaast vele uitingen van vroomheid en aanhankelijkheid aan God
die de aandacht en het hart van mensen op Hem gericht houden.
Maar het is pas in de liefde dat deze regels en tradities
hun uiteindelijke betekenis ontlenen en hun vervulling vinden.
Zo leert Paulus het ons in het bekende zgn. Hooglied van de Liefde
in de eerste brief aan de Korintiërs:
als ik de liefde niet heb, ben ik niets – 
als ik de liefde niet heb, baat het mij niets. (1 Kor 13, 2-3)
En verder in de brief aan de Romeinen:
Zorgt dat gij niemand iets schuldig zijt. Uw enige schuld blijve de onderlinge liefde.
Wie zijn naaste bemint, heeft de wet vervuld.  
Want de geboden: gij zult niet echtbreken,
niet doden, niet stelen, niet begeren, en alle andere kan men samenvatten in dit ene woord: Bemin uw naaste als uzelf.  
De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad.
Liefde vervult de gehele wet. (Rom 13, 8-10)
Eigenlijk en vooral die liefde die onvoorwaardelijk is
en er dan ook is voor de vijand.
De volmaakte liefde brengt Jezus in de Bergrede precies
in verband met de liefde tot de vijand en verder met de vergeving.
Pas door de liefde kennen we God, zegt de apostel Johannes
en slechts door de beleving van die onvoorwaardelijke liefde zijn we één met God.
Die beleving schenkt ons dan diepe vrede en vreugde.
Jezus noemt ze ook volkomen, volmaakt.
Die vrede heeft niets van doen met zich bevredigd voelen
noch met een leven van ongestoorde rust waarin alle conflict en moeite ontbreekt.
De vrede die de verrezen Heer ons belooft, ons toewenst,
die we ontvangen in eenheid met Christus is een gave van de Geest
en ze heeft te maken met een ingesteldheid van vertrouwen
en een bewustzijn van zelf onvoorwaardelijk bemind zijn.
Ze heeft ook niets van doen met een tevreden terug blikken
op onze goede daden, onze realisaties, onze prestaties.
Die vrede stelt ons in staat onvoorwaardelijk lief te hebben,
onze inzet voor het welzijn van anderen vol te houden,
ons verzet tegen onrecht en kwaad niet te staken.
Die vrede die de Heer ons geeft staat tegenover angst en zelfzucht,
datgene wat ons onrustig en alles behalve vredevol maakt.
Hand in hand met die vrede wandelt ook de wijsheid
die ons aanmaant ons niet te laten leiden door oppervlakkige emoties
of door de meningen en de normen van de massa.
We dienen te luisteren naar de Geest,
die ons steeds weer herinnert aan het gebod van de liefde.
Ons diepste verlangen is goed te zijn zoals God goed is
en lief te hebben zoals God liefheeft.
Samen met de wijsheid en de kracht om lief te hebben
heeft God dat verlangen in ons hart gelegd.


Omslagfoto: Bryan Lees, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons