Homilie voor de 7de zondag door het jaar

23 februari 2025

Evangelie: Lc 6,27-38

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat keer hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geef aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort eis het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij ook hen behandelen. Als ge bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten. Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.

Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.
Foto door form PxHere

In het boek van de profeet Hosea lezen we hoe God als een bedrogen echtgenoot
zich woedend en gefrustreerd richt tot het volk en het bedreigt met vernietiging.
Maar dan slaat die woedende en dreigende toon plots om:
Hosea 11, 9 Neen, Ik zal mijn vlammende toorn toch niet koelen,
Efraim niet opnieuw te gronde richten, want Ik ben God, Ik ben geen mens,
Ik ben de Heilige in uw midden. Ik laat Mij niet gaan in mijn toorn.
Dit vers wordt voorafgegaan door het volgende:
Hosea 11, 8 Hoe zou Ik echter u kunnen prijsgeven, Efraim,
u kunnen overleveren, Israël? (…)
Mijn hart slaat om, heel mijn binnenste wordt week. 

Dat ‘binnenste’ is in het Hebreeuws iets als ‘baarmoeder’.
En in het Hebreeuws is het meervoud van ‘baarmoeder’
het woord voor ‘barmhartigheid’.
Ook in ons Nederlands woord ‘barmhartigheid’ is die baarmoeder aanwezig,
want ‘barm’ zou een afkortig van ‘baarmoeder’ kunnen wezen.
Barmhartigheid is dus een baarmoedergevoel,
of je kunt ook zeggen, de liefde van de moeder voor haar kind,
een liefde die er reeds is als het kind nog in de baarmoeder onder het hart rust
en een liefde die menselijk gezien de meest onvoorwaardelijke is
en dus geen einde kent.
God vergelijkt zijn liefde en barmhartigheid daar nogmaals mee
als Hij bij monde van de profeet Jesaja laat horen:
Jesaja 49, 15 Zal een vrouw haar zuigeling vergeten,
een liefhebbende moeder het kind van haar schoot?
En zelfs als die het zouden vergeten, Ik vergeet u nooit! 
Het is die goddelijke liefde en barmhartigheid
die Jezus ons als houding in onze relatie met mensen voorhoudt.
Kenmerk van Gods wezen, van zijn heiligheid, is zijn barmhartigheid.
Kenmerk van Gods heiligheid is, dat Hij geen vergelding zoekt
voor het voor Hem aangedane onrecht.
Dat wordt ook door de islam beleden en de Koran opent met het vers:
In naam van God, de barmhartige Erbarmer.
Het is als we die barmhartigheid in woorden en daden uitstralen
dat we werkelijk beeld en gelijkenis van God worden,
dat we heilig zijn zoals God heilig is,
of zoals we lezen in de Bergrede in het Matteüsevangelie
dat we volmaakt zijn zoals onze Vader in de hemel volkmaakt is (5, 48).
Liefde en barmhartigheid zijn onvoorwaardelijk of ze zijn niet.
Er kan dus geen liefde of barmhartigheid bestaan die niet onvoorwaardelijk is.
Nu zegt Jezus: Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij ook hen behandelen.
Daaruit zou kunnen blijken dat onze gezonde eigenliefde
de maatstaf van onze liefde moet wezen.
Maar als Hij zegt: Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is,
dan wordt van ons een liefde gevraagd die daar nog ver bovenstaat.
En die liefde kan eigenlijk maar zichtbaar worden in relatie met mensen
die ons helemaal niet behandelen zoals we willen,
die ons geen enkel voordeel aanreiken, die ons integendeel lijden bezorgen,
bij wie we alleen maar nadeel ondervinden,
mensen die ons beroven van kledij, hetgeen vernederen betekent,
mensen die we terecht als vijanden kunnen beschouwen.
Alleen die liefde mag men ‘goddelijk’ heten,
alleen de zorg, de eerbied en het respect voor die mensen is heilig.
Ja, wat Jezus ons vraagt is wel heel radicaal en bijna onmenselijk:
goed doen aan wie ons haten, zegenen die ons vervloeken,
bidden voor wie ons mishandelen,
het loslaten van elke vorm van wraak of vergelding
en zelfs het verzaken aan een menselijke vergeldende rechtsorde
die voor ons rechtvaardigheid moet garanderen.
Ik heb enkele verzen uit de evangelielezing weggelaten.
Ik laat ze nu horen:
Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden.
Veroordeelt niet, dat zult ge niet veroordeeld worden.
Spreekt vrij en ge zult vrijgesproken worden.  
Geeft, en u zal gegeven worden,
een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat
zal men u in de schoot storten.
De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.


Omslagafbeelding: Foto door form PxHere