Homilie voor de eerste zondag van de advent

3 december 2023

Foto door form PxHere

Evangelie: Marcus 13,33-37
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Weest op uw hoede, weest waakzaam, want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is. Het is ermee als met een man die in het buitenland vertoeft. Bij het verlaten van zijn huis heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen, aan ieder zijn taak aangewezen en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn. Weest dus waakzaam, want ge weet niet wanneer de heer des huizes komt, ‘s avonds laat of midden in de nacht, bij het hanengekraai of ‘s morgens vroeg. Als hij onverwachts komt laat hij u dan niet slapend vinden. En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot allen: weest waakzaam!”

Op deze eerste zondag van de advent begint een nieuw kerkelijk jaar.
Dit jaar wordt in de liturgie het B-jaar genoemd
en in de zondagsvieringen beluisteren we meestal stukken van het Marcus-evangelie.
Het is mogelijk dat Marcus zijn evangelie heeft geschreven voor de christenen van Rome
om in de paasnacht, de nacht waarin nieuwe christenen gedoopt werden,
als een laatste doopcatechese voorgelezen te worden.
De doopleerlingen dienden in dit evangelie een antwoord te beluisteren
op de vragen ‘Wie is die Christus?’ en ‘Wat betekent het christen te zijn?’
Als wij dan dit jaar naar het Marcusevangelie luisteren
mogen we ons als doopleerlingen of vormelingen voorstellen.
Twee jaar terug bestudeerden we in ons Leerhuis van de Bijbelse Spiritualiteit
dat korte maar zeer boeiende Marcusevangelie.
We hebben uit die kennismaking met het oudste evangelie in ieder geval onthouden
dat de twaalf intieme leerlingen van Jezus niet altijd een goede beurt maken!
Wat we vandaag in de evangelielezing horen
is het laatste onderricht van Jezus voor zijn lijden en dood.
Driemaal is er duidelijk de oproep tot waakzaamheid te horen:
ogen open houden en niet in slaap vallen.
De drie meest intieme leerlingen van Jezus, Petrus, Johannes en Jakobus,
kunnen aan die oproep geen gevolg geven.
Op het ogenblik dat ze in de tuin van Getsemane moeten waakzaam zijn en bidden,
vallen ze beschamend in slaap.
Misschien konden de doopleerlingen zich in die zwakke leerlingen herkennen.
Misschien wil Marcus de doopleerlingen uitnodigen om beter te doen.
Waakzaamheid is vooreerst een innerlijke houding, een innerlijke ingesteldheid.
Het is een ingesteldheid die de deurwachter of poortwachter moet hebben.
Die moet zijn ogen open houden en niet in slaap vallen.
Die moet bewust en nuchter blijven,
aan de deur of de poort aanwezig zijn met een gerichte aandacht.
Zo kan hij zien wie zich aanmeldt, wie hij binnen mag laten en wie hij moet weigeren.
In ons leven dienen veel verlangens en verwachtingen zich aan
om toegelaten te worden en van ons een antwoord te krijgen.
Reclame en sociale druk bieden ons voortdurend mogelijkheden,
verlangens en verwachtingen aan
die op de deur van ons hart kloppen en roepen om binnengelaten te worden.
Maar in al die verlangens en verwachtingen komt Christus niet aan de deur.
Nochtans laat onze deurwachter ze meestal binnen zonder veel vragen te stellen.
Ze zorgen in ons innerlijk huis meestal voor kortstondige vreugde
en verder voor veel onrust en onvrede.
Christus, het goddelijke dient zich aan uit een dieper niveau, in diepere verlangens,
in het verlangen een echt goed, liefdevol, vredevol en vreugdevol mens te zijn,
in het verlangen naar echt leven, naar echt onszelf zijn.
Over die verlangens schreef de Engelse mystica Evelyn Underhill:
Vaag weten we wel dat ze er zijn, maar we letten er niet op
en we zouden ze nauwelijks missen als ze zouden ophouden te bestaan.
Voor de meeste mensen staan ze altijd op de achtergrond.
Want ze wijden hun hele bewustzijn aan zintuiglijke zaken,
zoals een relatie, een huis en baan.
Daarmee hebben ze zich een wereld opgebouwd
waarin ze min of meer tevreden wonen.
Alleen in momenten van contemplatie of gebed, vervoering of diepe rouw
wordt die zintuiglijke wereld naar de achtergrond geschoven
en dringt er een ander landschap binnen.
Over dat gebrek aan aandacht voor het goddelijke, gebrek aan bewuste tijd voor God,
dus het gebrek aan de gevraagde waakzaamheid hoorden we in de eerste lezing:
Niemand die eraan dacht uw Naam aan te roepen,
die op U zijn vertrouwen durfde stellen:
Gij had immers uw aangezicht van ons afgewend
en Gij had ons prijsgegeven aan onze zonden.

Maar God wendt zijn aangezicht niet van ons af.
Hij geeft ons niet prijs aan onze zonden, aan het kwaad dat mensen doen.
Het is de mens die zijn aandacht en zijn bewustzijn van God afwendt
en angstig, zelfzuchtig en zelfgenoegzaam zijn aandacht op zichzelf richt
en louter bezig is met eigen bevrediging, beveiliging en bevestiging.
Aan datzelfde gebrek aan aandacht kan dan ook de behoeftige medemens lijden,
de mens in wie God zich eveneens aan de deur van ons hart en onze geest aanmeldt.
De van ons verwachte aandacht en waakzaamheid betekent ook
dat we klaar staan om zorg en verantwoordelijkheid op te nemen
telkens als God ons tegemoet komt in situaties en mensen
die op onze liefde en inzet, op onze zorg en verantwoordelijkheid beroep doen.
Aandacht voor de medemens en aandacht voor het goddelijke in ons gaan hand in hand.
De advent is een tijd om ons in die aandacht te oefenen.


Omslagfoto: Foto door form PxHere