Homilie voor de negende zondag door het jaar

2 juni 2024

Evangelie: Marcus 2,23 – 3,6
Eens ging Jezus op sabbat door de korenvelden en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken. De Farizeeën zeiden tot Hem: “Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zij metgezellen honger kregen? Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?” En Hij voegde er aan toe: “De sabbat is gemaakt om de mens maar niet de mens om de sabbat. De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.” Op een andere keer ging Hij naar de synagoge waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand. Zij hielden Hem in het oog of Hij hem op sabbat zou genezen, met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen. Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand: “Kom in het midden staan.” Daarop stelde Hij hun de vraag: “Is het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad, iemand te redden dan te doden?” Maar zij zwegen. Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart zijn blik rondgaan en zei tot de man: “Steekt uw hand uit.” Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond. De Farizeeën gingen naar buiten en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen om Hem uit de weg te ruimen.

Foto: https://www.flickr.com/photos/sokwanele/3091973741/in/photostream/ – Médecins Sans Frontières treating cases of Cholera

God stelt geen grenzen aan dit werk. Mensen wel.

In de eerste twee hoofdstukken van het Marcusevangelie
horen we over conflicten tussen Jezus en de Farizeeën.
Die conflicten zorgen ervoor
dat de Farizeeën besluiten dat Jezus moet verdwijnen.
Twee conflicten draaien rond het onderhouden van de sabbat.
Het sabbatsgebod in het O.T. verbiedt het werken op de sabbat
en de Joodse traditie had nader bepaald
wat men dan precies wel of niet mocht doen.
Nu deden de leerlingen en Jezus iets dat volgens die traditie niet mocht.
Bij de leerlingen gaat het over aren plukken om hun honger te stillen
en bij Jezus gaat het over het genezen van een mindervalide.
Tussen beide verhalen in staat Jezus’ uitspraak
dat Hij ‘de Heer van de sabbat is’.
Daarmee beweerde Hij dat Hij in plaats van de traditie
mag en zal zeggen wat mag en niet mag.
Daarmee ondermijnde Jezus het gezag van de Farizeeën
die de traditie vertegenwoordigden en verdedigden.
Onrechtstreeks zegt Jezus ook
dat veel regels van de traditie i.v.m. de sabbat
niets met de eigenlijke betekenis van de sabbat te maken hebben.
En op een andere plaats in het evangelie
zegt Hij duidelijk dat veel regels en bepalingen van de traditie
mensenwetten zijn en helemaal niet de wil van God.
De sabbat, die duurt van vrijdag- tot zaterdagavond,
is een gedenken van de bevrijding uit Egypte
en een gedenken van de schepping.
Die schepping en bevrijding zijn echter niet alleen
gebeurtenissen die men ondergaat,
maar ook gebeurtenissen waaraan men deelneemt.
Zo is voor de gelovige Jood, maar ook voor ons christenen,
elke vorm van arbeid en creatief bezig zijn
een deelname aan Gods scheppingswerk en aan Gods bevrijdingswerk.
Tenminste als het doel van ons werken
het leven, het geluk en welzijn van mensen is en als we ons werk verrichten
met dankbaarheid en eerbied voor de schepping.
Dat is wat anders dan ons dagelijks bezorgd en jachtig uitsloven
alleen om ons eigen broos en vergankelijk leven veilig te stellen,
ons te bevredigen en onszelf zoveel mogelijk als waardevol te bewijzen.
Want dan misbruiken en vernietigen we de schepping en medemensen
en veroorzaken we grote problemen
op het vlak van de rechtvaardigheid en de ecologie.
Het is echt noodzakelijk wat we ophouden
om met deze opvatting en ingesteldheid ‘bezig te zijn’.
Het Hebreeuwse woord ‘sabbat’ betekent ‘rust’,
maar wel in de zin van ‘stil worden’, ‘ophouden met’.
Ophouden dus met het ‘bezig zijn’ waarmee we de schepping,
onze medemensen en uiteindelijk ook onszelf schade toebrengen.
Het is een ‘bezig zijn’ waarbij we eigenlijk ook alleen maar de slaaf zijn
van onze drang naar meer hebben, naar meer macht, naar meer aanzien.
Het is een ‘bezig’ zijn waarbij we slaven zijn van ons eigen ego,
van onze angst en zelfzucht.
Natuurlijk geldt die verandering van ingesteldheid niet voor één dag alleen.
Maar die éne dag dient ons te inspireren,
te herinneren aan hoe het moet en niet kan,
en dient ons te brengen tot een algemene levenshouding
van ‘sabbat’, van ophouden met die slaafse arbeid,
met het misbruik van de schepping en medemensen,
met het najagen van rijkdom, macht en aanzien.
Dat ophouden, stil worden, is dus een bevrijding uit slavernij,
zowel voor de schepping, voor de medemens en voor onszelf.
Dat ophouden brengt ook ruimte voor een juiste kijk op arbeid,
op ons doen en laten, op ons bezig-zijn.
Zoals reeds gezegd moet ons werken gericht zijn
het leven, het geluk en welzijn van mensen
met zin voor rechtvaardigheid
en eerbied voor het geschapene en alle leven.
Het is deelnemen aan Gods schepping en aan Gods bevrijding,
waarbij we de wereld omvormen
tot een vredevolle en rechtvaardige wereld.
Als Jezus de mindervalide man geneest
neemt Hij deel aan dit scheppend en bevrijdend goddelijk werk.
Het jongste scheppingsverhaal schetst de schepping wel in zes dagen
en vermeldt dat God op de zevende dag rustte.
De sabbatsrust is dus ook een deelnemen aan Gods rust
door jezelf en je medemensen ‘vrije tijd’ te gunnen
en daarbij God dankbaar te wezen voor de gave van de schepping
maar ook voor de gave van ons eigen creatief vermogen.
Maar Gods liefde en zorg voor mensen kent geen rust.
Alle ‘bezig zijn’ dat deelneemt aan Gods liefde en zorg
is dan ook geen overtreding van zijn sabbatsgebod!


Omslagfoto: https://www.flickr.com/photos/sokwanele/3091973741/in/photostream/ – Médecins Sans Frontières treating cases of Cholera