Homilie voor de tweede zondag door het jaar

19 januari 2025

Evangelie: Johannes 2, 1-12
In die tijd was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn opraakte zei de moeder van Jezus tot Hem: “Ze hebben geen wijn meer.” Jezus zei tot haar: “Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.” Zijn moeder sprak tot de bedienden: “Doet maar wat Hij u zeggen zal.” Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden zes stenen kruiken, elk met een inhoud van ongeveer honderd liter. Jezus zei hun: “Doet die kruiken vol water.” Zij vulden ze tot bovenaan toe. Daarop zei Hij hun: “Schept er nu wat uit en brengt dat aan de tafelmeester.” Dat deden ze. De tafelmeester proefde van het water dat in wijn veranderd was. Hij wist niet waar die wijn vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het wel. Zodra hij geproefd had, riep hij de bruidegom en zei hem: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.” Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. Daarna daalde Hij af naar Kafarnaüm, Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen; maar zij bleven daar slechts enkele dagen.

Foto door Norma Mortenson: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/vrienden-maten-kameraden-vriendinnen-8457437/

Doet maar wat Hij u zeggen zal.
In het evangelie van Johannes lezen we
dat wat Jezus zegt waarheid is en woorden van eeuwig leven bevat.
Hij zegt wat de weg is, die naar het echte leven leidt,
naar een leven in eenheid met God en met mensen,
naar een leven van volkomen vrede en vreugde.
En Hij zegt ons dat die weg de weg van de liefde is.

Het zijn Gods woorden die Jezus spreekt,
de woorden die God Hem gegeven heeft om te verkondigen.
Hij zegt niet wat Hij wil, maar wat Hij moet zeggen.
Maar Hij wil dat ook, want zijn wil is deze van de Vader.
We bidden dat Gods wil zou mogen geschieden
in ons leven en op deze aarde.
Maar is onze wil wel deze van de Vader,
luisteren we wel naar Gods woorden
en hebben we er wel voldoende vertrouwen in
zodat we ze laten geschieden, zo, dat we er aan gehoorzamen?
Kunnen we wel zeggen zoals Maria: Mij geschiede naar Uw woord.
Laten we ons wel door Gods woorden leiden? Door Gods wil?
Laten we toe dat Gods woord in ons geschiedt,
dat God in ons en met ons en door ons aan het werk is?
Zijn we wel zo meewerkend als de dienaren van Kana?

In Kana heeft Jezus geen wonder verricht.
Hij heeft er letterlijk niets gedaan.
Hij heeft enkel gezegd wat er moet gedaan worden.
Betere wijn kwam er in overvloed omdat mensen deden wat Jezus vroeg.
Leven is er, volkomen vrede en vreugde,
als mensen doen wat God zegt, wat God gebiedt.
Die betere wijn staat symbool voor die volkomen vrede en vreugde
waarin Jezus de mensen wil laten delen.
Tot zijn leerlingen zegt Hij het duidelijk:
Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn
en uw vreugde volkomen moge worden. 

En wat ‘zegt’ Jezus ons dan wel? Wat is voor ons de weg ten leven?
Naar volkomen vrede en vreugde?
Wat betekent het in ons leven dat we de kruiken vullen met water?
Er zijn zes kruiken te vullen.
Ze zijn symbool van de zes werkdagen
zoals de joods-christelijke cultuur deze kende
vóór de invoering van de ‘vijfdagenweek’.
Als dan de weg naar volkomen vrede en vreugde de weg van de liefde is,
dan betekent het vullen van de zes kruiken
het vullen van onze dagen met daadwerkelijke zorg voor het leven,
het geluk en het welzijn van onze medemensen,
van onze geliefden en van alle mensen die we ontmoeten.
De kruiken vullen is het dag na dag trouw geven van tijd en aandacht,
van zorg en nabijheid.
Dit houdt zelfgave in: de onbeperkte gave
van mijn tijd, mijn aandacht, mijn zorg, mijn nabij zijn.
Het houdt ook de inzet van mijn gaven en talenten in.
Dus doen wat ik kan, wat voor mij mogelijk is,
niet van wat niet kan en onmogelijk is.
God vraagt van een mens nooit wat niet mogelijk is.

Waar en hoe kan ik tijd en aandacht, zorg en nabijheid geven aan mensen?
Wat vereist de liefde in mijn leven?
Wat zijn mijn gaven en talenten en waar en hoe kan ik ze inzetten?
Maar ook: wat zijn mijn mogelijkheden? Wat kan ik?
In één der Psalmen lezen we:
Ik draag mijn hart niet hoog, mijn ogen steken niet van trots.
Ik ben niet uit op grootse daden die mijn krachten te boven gaan.
De Engelse schrijver Clive Staples Lewis schreef:
“Er zijn twee soorten mensen.
Er zijn er die tot God zeggen: ‘Uw wil geschiede.’
En er zijn er tot wie God zegt:
‘Goed, maar doe dat maar op jouw manier.”  
Diezelfde schrijver benadrukte dat God de mensen niet gelijk geschapen heeft.
Wel gelijkwaardig, wel allemaal evenzeer zijn geliefde kinderen.
Maar wel allen verschillend, met eigen gaven en talenten,
zoals Paulus het zo duidelijk schrijft aan de christenen van Korinthe.
Het probleem is dat mensen echter
bepaalde gaven en talenten hoger inschatten.
Maar eigenlijk leiden sommige talenten alleen maar naar het kunnen dragen
en dus dienstbaar moeten dragen van meer verantwoordelijkheid.
Maar dat doet niets af van de gelijkwaardigheid van mensen.
Kinderen hoeven nog geen verantwoordelijkheden te dragen.
Dat betekent toch niet dat ze rechteloos zijn
of minder eerbied en respect zouden verdienen! Integendeel!    
Ze zijn – zoals iedere kwetsbare mens – Gods woord dat oproept tot liefde,
tot onvoorwaardelijk respect, tot zorg en verantwoordelijkheid,
tot het vullen van de kruiken. 


Omslagfoto: Foto door Norma Mortenson – https://www.pexels.com/nl-nl/foto/vrienden-maten-kameraden-vriendinnen-8457437/