Homilie voor de tweede zondag in de paastijd
Beloken Pasen
Op de dag na de uitvaart van paus Franciscus
27 april 2025

Ik wil op deze zondag geen homilie houden met het zondagsevangelie als uitgangspunt.
Ik zou graag iets meedelen over paus Franciscus om hem waardig te gedenken.
Hem zelf aan het woord laten lijkt me een goed idee.
Ik put dus enkele citaten uit een belangrijk geschrift van hem,
de apostolische exhortatie De Vreugde van het Evangelie.
Het is zijn eerste geschrift.
Paus Franciscus liet het verschijnen op 24 november 2013,
op het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal.
Hij was nog geen jaar paus.
Ik heb nog nooit een kerkelijk document zo aandachtig gelezen.
Ik vond er voldoende materie in om er 7 conferenties mee te vullen
tijdens de Abdijdagen van ons Open Contemplatief Huis in Chimay in oktober 2014.
Uit dit geschrift blijkt duidelijk dat paus Franciscus verandering in de Kerk wou.
Ik hoop dat dit moge blijken uit de citaten die ik gekozen heb.
Ik zou de citaten wat thematisch kunnen rangschikken,
maar ik behoud de orde waarin ze in het geschrift voorkomen.
Het weze duidelijk dat het mijn keuze is
en een ander lezer andere citaten zou gekozen hebben.
Maar dat de paus met zijn geschrift bij het begin van zijn pontificaat
onmiddellijk wou laten horen welke kant hij uitwou,
dat blijke al uit deze zin uit de eerste paragraaf:
“en wil ik toekomstwegen aanwijzen voor de Kerk onderweg,
in de volgende jaren.” (1)
“’Christen zijn wordt niet in eerste instantie bepaald door een ethische beslissing of hoogstaand idee, doch door een ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon, die aan ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft.’” (Citaat van Benedictus XVI) (7)
Een ontmoeting is gewoonlijk iets dat je overkomt en vaak niet gepland is. Een gebeurtenis is dat ook. En de meest ingrijpende gebeurtenissen en ontmoetingen in ons leven zijn dat gewoonlijk. Ik denk dat aan een goddelijke onmoeting geen menselijk denkwerk voorafgaat. Als het geloof iets te maken heeft met een ontmoeting en een relatie van vertrouwen die eruit volgt, dan denk ik dat je mensen niet tot geloof kunt brengen door langdurig over het geloof te praten. Tenzij er in dat gesprek een gebeurtenis plaatsvindt. Tenzij in dat gesprek de levende Christus aanwezig kan komen.
“We worden volledig mens als we meer dan mens worden, als we God toelaten ons boven onszelf uit te tillen om ons diepste zelf te bereiken.” (8)
Christen worden en christen zijn is geen prestatie van onszelf. Onze enige prestatie is God toelaten met ons ‘zijn gedacht’ te doen. Zoiets als ‘uw wil geschiede’ of ‘doe met mij wat jij goedvindt’…
“Jezus Christus kan ook komaf maken met de vervelende ideeën waarin we Hem willen opsluiten.” (11)
Het evangelie bevat ook geen vervelende ideeën.
“Het is noodzakelijk om “van een pastoraal van verzorging over te gaan naar een echt missionaire pastoraal”.” (Citaat uit een Algemene vergadering van het episcopaat van Latijns-Amerika en de Caraïben) (15)
Tot een verzorgende pastoraal hoort de ingesteldheid waarbij we ‘gelovigen’ als ‘cliênten’ beschouwen en van alles doen om ‘volk’ in onze kerk te lokken en neuzen te tellen, er bedacht op te zijn geen dingen te zeggen die de mensen niet graag horen en hen naar de mond te praten.
“Ik voel de noodzaak aan om verder werk te maken van een heilzame “decentralisatie”.” (16)
Deze decentralisatie zou kunnen inhouden dat plaatselijke bisschoppenconferenties meer gezag krijgen en beslissingen kunnen nemen die men dan elders niet neemt. Zo zouden onze Belgische bissschoppen het diaconaat voor vrouwen kunnen instellen, terwijl dat in veel gevallen in Afrika en Azië ondenkbaar kan wezen. Volgens sommigen zou deze decentralisatie dan ook een gevaar voor de eenheid van de Kerk betekenen. Maar dan wordt eenheid gedacht als wereldwijd hetzelfde denken en doen. Daarom lijkt me de term ‘verbondenheid’ beter dan ‘eenheid’.
“Er zijn kerkelijke structuren die de dynamiek van de evangelisatie kunnen bevorderen.” (26)
En uiteraard zijn er andere die de dynamiek blokkeren.
“De parochie is geen achterhaalde structuur. (…) De parochie is de aanwezigheid van de Kerk op een bepaalde plaats, waar het woord beluisterd wordt, het christelijke leven tot groei komt, een plaats van dialoog, verkondiging, van edelmoedige naastenliefde, aanbidding en viering.” (28)
Het is een standpunt dat ik ten volle deel. Voor mij is onze pastorale eenheid de parochie waar wij een oprecht wij-gevoel dienen te koesteren. Onze pastorale eenheid (Maria Tenhemelopneming Mariakerke-Oostende) heeft de perfecte ‘omvang’ om aldus beschouwd te kunnen worden. Groter hoeft niet. Kleiner ook niet.
“Een pastoraal die missionair is, houdt in dat men afstapt van het comfortabele pastorale criterium van het “we hebben het altijd zo gedaan”.” (33)
Juist. Maar het traditionele is per definitie niet verkeerd en niet doelmatig. Men moet echter aan het traditionele dat geen doelmatigheid meer heeft niet willen vasthouden en er ook geen nieuw elan en betekenis aan geven die het niet geeft. Het zal er op aan komen goed te overwegen wat verdwijnen moet en wat blijven moet. Ik gebruik opzettelijk het werkwoord ‘moeten’ en niet ‘mogen’.
“Denken we eraan dat “de verwoording van de waarheid onder allerlei vormen kan gebeuren en dat het noodzakelijk is deze uitdrukkingsvormen te vernieuwen om aan de mens van vandaag de evangelische boodschap in zijn onveranderlijke zin over te brengen”.” (Citaat uit de encycliek Ut unum sint (1995) van Johannes Paulus II) (41)
Het is daarom noodzakelijk bij de zgn. hertaling van liturgische teksten te durven de vraag te stellen of een nieuw woord wel de juiste lading dekt. Men kan in het Onzevader de aanspreking ‘Vader’ vervangen door ‘Moeder’, maar niet zonder de vraag te stellen en eerlijk te beantwoorden waarom Jezus God ‘Vader’ noemde en wat Hij daarmee bedoelde.
“In haar voortdurende onderscheidingsvermogen kan de Kerk ook ertoe komen eigen gebruiken, die niet onmiddellijk verbonden zijn met de kern van het Evangelie, te erkennen. (…) Zij kunnen mooi zijn, maar vandaag zijn ze minder geschikt om het Evangelie door te geven. We moeten geen schrik hebben om ze te herzien. Op dezelfde wijze zijn er kerkelijke normen en voorschriften die in andere tijden heel toepasselijk waren, maar die niet meer de opvoedenden kracht hebben van richtlijnen voor het leven. De heilige Thomas van Aquino onderlijnde dat de voorschriften van Christus en zijn apostelen aan het volk van God heel “gering in aantal zijn”. De heilige Augustinus citerend, merkte hij op dat men met mate eisen moet durven stellen rond de voorschriften die later door de Kerk zijn toegevoegd, om het leven van de gelovigen niet nog meer te belasten en onze godsdienst niet tot een slavernij te laten geworden, want “de barmhartigheid van God heeft gewild dat het geloof vrij is”.” (43)
Dat is me dunkt duidelijk. Tot die bedoelde gebruiken reken ik de kerkelijke titulatuur. Er zijn al heel wat zaken afgeschaft zoals het gescheiden zijn van mannen en vrouwen in de eucharistieviering en de communie op de tong.
“De eerste verkondiging is een uitnodiging om ons door God te laten beminnen en Hem lief te hebben met de liefde die Hij ons toedraagt. Als de mens daarop ingaat, brengt dit in zijn leven en handelen een fundamentele grondhouding tot stand: het goed van de ander verlangen, nastreven en ter harte nemen.” (178)
Duidelijk.
“Daarom hebben we een contemplatieve ingesteldheid nodig die ons iedere dag opnieuw in staat stelt te ontdekken dat we dragers zijn van een goed dat ons tot mens maakt, en ons in staat stelt een nieuw leven te leiden. Het is het mooiste dat we aan anderen kunnen doorgeven.” (264)
Men kan zich dus moeilijk gelovig noemen zonder een gebedsleven.
Een goed en waardig gebed voor paus Franciscus zou – zonder veel uiterlijk vertoon – een gebed kunnen zijn voor een waardige opvolger die verder zet wat hij is begonnen en ook bidden dat die verder kan gaan.
priester Dirk, Oostende
Omslagfoto: © Vatican Media