Homilie voor het feest van de Heilige Familie
29 december 2024
Eerste Lezing: 1 Joh 3,1-2.21-24
Dierbaren, hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is. Dierbare vrienden, daar ons geweten ons niet hoeft te veroordelen, mogen wij vrijmoedig met God omgaan; wij krijgen van Hem alles wat wij vragen, omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is. En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in God, en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont, weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft.
Evangelie: Lucas 2, 41-52
Ieder jaar reisden de ouders van Jezus bij gelegenheid van het Paasfeest naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik van dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dag keerden zij naar huis terug. Het kind Jezus bleef echter in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver, en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar Hij te midden van de leraren zat naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden waren verbaasd over zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn ouders Hem daar opmerkten stonden zij verslagen. Zijn moeder zij tot Hem: “Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.” Maar Hij antwoordde: “Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.
![](https://www.pe-mariakerke.be/wp-content/uploads/2024/12/pexels-n-voitkevich-4452209-1024x683.jpg)
Onze eerste lezing is voor dit feest van de Heilige Familie
genomen uit de eerste brief van de apostel Johannes.
In deze brief lezen we ook:
4, 7 Vrienden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God.
Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God.
8 De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde.
Als God liefde is, is de ervaring van de liefde
de enige mogelijkheid om God te kennen, te leren kennen.
We hebben het zowel over de ervaring van het bemind worden
als over het verlangen naar het leven, geluk en welzijn van medemensen
en de kracht om dat verlangen om te zetten in zorg en verantwoordelijkheid.
De ervaring van het bemind worden is iets dat ons gegeven moet worden,
het verlangen van de liefde is iets waar we op gewezen moeten worden
en de kracht om lief te hebben is iets wat we gaandeweg verwerven
vooral door de ervaring van bemind worden en het voorbeeld van anderen.
Op het feest van de Heilige Familie wil ik er graag op wijzen
dat we het voor heel dit openbaringsproces van de liefde
dus niet zonder liefhebbende medemensen kunnen stellen,
dat we vooral als kind nood hebben aan mensen die ons liefhebben,
mensen die verlangen naar ons geluk en welzijn,
en eveneens verlangen dat we goede en liefhebbende mensen worden.
Ook Jezus had nood aan liefhebbende mensen
om het wezen van God – dat liefde is – te leren kennen,
om bewust te worden dat Hij kind van God is,
om kind van God te worden.
De apostel Johannes drukt ons op het hart dat we kinderen van God zijn,
door God onvoorwaardelijk geliefd en bemind.
We spreken God best als Vader aan
en kunnen en mogen vrijmoedig en zonder angst met Hem omgaan.
Kind van God zijn betekent ook
dat God door de gave van zijn Geest in ons woont,
op die wijze ons aan Hem gelijk maakt
en dat Hij ook in en met en door ons in de wereld aanwezig wil zijn.
Het wonder van de menswording van God geschiedt ook aan ons
niet door onze wil en onze verdienste,
maar omdat God ons liefheeft en ons zijn Geest schenkt
waardoor we kunnen goddelijk liefdevol denken en handelen als God,
bevrijd van alle angst en egoïsme en zelfbetrokkenheid.
Liefdevol denken en handelen is wat God van ons vraagt.
Het inzicht over de wijze waarop we dat concreet moeten doen,
hoe we ons leven vanuit de liefde, die God is, moeten uitbouwen,
dat heten we wijsheid.
Die wijsheid is het, waar het de leraren in de tempel om te doen is,
dat is het, waar het Jezus als jonge knaap om te doen is.
En ook die wijsheid is een gave van God, een gave van de Geest,
net zoals het verlangen en de kracht om lief te hebben.
De wijsheid over, het verlangen naar en de kracht van de liefde,
het zijn de ervaringen van Gods inwonen in ons,
het zijn tekens van zijn liefde.
Het inzicht van de wijsheid
leidt tot gehoorzaamheid aan wat God van ons vraagt.
Die gehoorzaamheid stelt Jezus heel ontwapenend
boven de gehoorzaamheid aan ouders
en boven de gehoorzaamheid aan gelijk welk aards gezag.
Maar in ieder geval staat deze gehoorzaamheid boven
het gehoor geven aan wereldse normen
en zeker boven die van gehoorzaamheid aan een eigen wil
vooral als die bepaald wordt
door menselijke overwegingen en menselijke emoties.
Er is trouwens maar één gebod waarmee we, in gehoorzaamheid aan God,
rekening dienen te houden: dat van de liefde.
Het huis van de Vader is het huis van de liefde.
En als God liefde is…
Omslagfoto: Foto door Nataliya Vaitkevich- pexels.com