Homilie voor het hoogfeest van de geboorte van de Heer
Als mensen in deze tijden Kerstmis vieren
en daarbij ook een religieuze dimensie in hun vieren aanbrengen,
dan klinkt de wens naar vrede en rechtvaardigheid soms nadrukkelijk,
hoewel het vieren baadt in een cultuur van goed gevoel.
Daar is niets tegen.
Vooral niet als dat zich goed voelen ook de opstap zou kunnen zijn
naar een verlangen om goed te zijn en goed te doen,
hetgeen voor de zaak van vrede en rechtvaardigheid betekenisvoller is
dan de drang om zich in deze dagen alleen maar ‘te goed te doen’
aan al het lekkere en geurende en romantisch klinkende.
We herdenken en vieren trouwens niet zomaar de geboorte van een kind.
We herdenken en vieren de geboorte van de mens
waarin God met heel zijn volheid is mogen wonen,
een mens die zich niet liet leiden door angst en zelfzucht,
maar zich louter en alleen liet inspireren door Gods Geest
en zo de mens werd die God in den beginne voor ogen had,
de mens die God droomde en bedoelde:
zijn beeld en gelijkenis, een goddelijk mens.
We vieren op Kerstmis niet alleen dat God op aarde is neergedaald,
maar dat Hij is ingedaald in een mens én
– hetgeen weinigen in deze dagen gedenken en herdenken –
dat Hij ook in ons in ‘ingedaald’.
Om het duidelijk te stellen: Kerstmis is al Pinksteren.
Gods Geest woont ook in ons,
de Geest die de mens Jezus van Nazareth bezielde,
die Hem zalfde tot de Christus.
Ook in ons woont God met heel zijn volheid,
ook wij zijn zijn beeld en gelijkenis, goddelijke mensen.
Dat ‘indalen’ in de mens is de wijze waarop God redt
en de mensheid vrede en vreugde brengt op een volkomen wijze.
Maar daar is weinig tot niets van te zien.
Soms hier en daar, en even maar.
Eén reden daarvoor is dat de mens onvoldoende of niet gelooft
in Gods aanwezigheid, in zijn ‘indaling’.
En als hij er al in gelooft, deze aanwezigheid voor waar aanneemt,
dan is hij er zich onvoldoende van bewust.
Paus Franciscus schreef in het begin van zijn pontificaat
in zijn apostolische exhortatie De Vreugde van het Evangelie
dat we nood hebben aan een contemplatieve ingesteldheid
die ons iedere dag opnieuw in staat stelt te ontdekken
dat we dragers zijn van een goed dat ons tot mens maakt,
en ons in staat stelt een nieuw leven te leiden.
Het ontbreekt veel christenen aan die contemplatieve ingesteldheid,
waardoor hun geloof – om het met de woorden van Rik Torfs te zeggen –
een ondiep geloof is, of
– om het met de woorden van wijlen abt André Louf te zeggen –
hun geloof een systeem van geloofswaarheden op intellectueel vlak is
en op ethisch vlak enkele principes van wellevendheid
en eventueel een plichtsgetrouwe onberispelijke levenswandel
waarin het echte geloof echter amper tot haar recht komt.
Of om het eenvoudiger te stellen:
in de aanhef van de prefatie wordt gezegd:
“Wij zijn met ons hart bij de Heer.”
Welnu: het ontbreken van een contemplatieve ingesteldheid
betekent dat dit gewoon niet waar is,
dat men niet stil staat bij de God die in ons is.
‘Komt allen tesamen, komt nu naar Bethlehem’
Bethlehem, dat zijn wij, dat is ons hart.
Leven met een contemplatieve ingesteldheid
is dagelijks naar Bethlehem gaan,
is dagelijks de stal bezoeken en er even in stilte verblijven
en zo het bewustzijn levendig houden dat Gods Geest in ons is.
Het is ook regelmatig zijn aanwezigheid bewust worden
in het luisteren naar zijn woord en in het breken van het brood.
Eucharistie vieren is ook een contemplatieve bezigheid
waarbij we ‘met ons hart bij de Heer’ zijn.
Maar er zijn uiteraard zoveel andere bezigheden en stemmen
die ons van dat bewust zijn en bewust worden weglokken.
En dat begint al van in de wieg…
Goed, en nu iets meditatiever…
priester Dirk Masschelein,
Kerstmis 2024