Homilie voor het hoogfeest van de geboorte van de Heer

25 december 2023

Zij legde Hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. 
Er is hier geen sprake van een hotel of B&B zoals wij die kennen
en waar Jozef en Maria niet welkom zouden geweest zijn
omdat ze arme mensen of vreemdelingen waren.
Ze waren in Bethlehem geen ‘vreemdelingen’
en we mogen ons toch wel ernstig de vraag stellen
of Jezus’ ouders zo’n arme en onbemiddelde mensen waren.
Het Griekse woord kataluma,
dat voor ons vertaald werd als ‘herberg’, betekent ‘bovenzaal’
en ieder redelijk huis beschikte over een vertrek, een bovenzaal,
waar men gasten kon logeren.
We hoeven ons daarbij geen luxe voor te stellen.
Het gastenkwartier van de middeleeuwse abdij van Orval
beschikte voor gewone gasten over een slaapzolder,
waarvan de grond bedekt was met stro of hooi
en waar men een plekje kon aangewezen krijgen.
Men lag er naast elkaar in de kleren waarmee men reisde.
Op de pelgrimswegen deden kerken op die wijze ook dienst als herberg.
Uiteraard kon er eenvoudig weg wel eens geen plaats meer zijn.
Het Lucas-evangelie laat daarom niet zomaar een ‘sociale’ lezing
van het geboorteverhaal toe,
een lezing waarin gedacht wordt aan uitsluiting of discriminatie.
Wat Lucas in zijn geboorteverhaal wil benadrukken is
dat de goddelijkheid, de messiaanse grootheid en de waardigheid van het kind
niet door uiterlijke omstandigheden duidelijk gemaakt wordt, integendeel.
Er is ook geen erkenning van die goddelijkheid en messiaanse grootheid
door de politieke en religieuze grootheden van die tijd,
maar alleen door herders, in Jezus’ tijd
een beroepsgroep die gelijkgesteld werd met bandieten en tollenaars.
De goddelijke identiteit van het kind werd hen ‘geopenbaard’.
Ze erkende die niet uit zichzelf.
Wel is het zo dat die goddelijkheid ook dus niet geopenbaard werd,
aan de religieuze en politieke grootheden,
en ook niet aan de theologische grootheden van die tijd.
Dat gebeurt in het Lucas-evangelie pas later, als Jezus twaalf jaar oud is
en Hij te midden van de leraren zat,
naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde.  
Allen die Hem hoorden,
waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. (Lucas 2,46-47).
Daar is het niet de bedoeling van Lucas aan te duiden
dat Jezus heel eenvoudig en simpel als een gelijke tussen de leraren zit,
maar dat Hij met kop en schouder in wijsheid boven hen uitsteekt.
Het kind groeide op en nam toe in krachten.
Het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem. (Lucas 2, 40)
– En met de jaren nam Jezus toe
in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen. (Lucas 2, 52)
Het ‘verbaasd’ zijn (je baas, je meerdere gevonden hebben) van de leraren
is ook nog geen erkenning van de goddelijke identiteit van Jezus
en is absoluut nog geen teken van geloof, van bereidheid tot navolging.
Het is een reactie die ook de vele mensen hadden
die hoorden wat Jezus verkondigde en die de wonderen zagen die Hij verrichtte.
Bevat het geboorteverhaal bij Lucas, te horen op kerstavond,
nog geen al te duidelijke verwijzing naar het niet erkend
en aanvaard worden van de goddelijkheid van Jezus,
het evangelie dat te horen is op kerstmis zelf,
de zgn. proloog van het Johannesevangelie, des te meer.
Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld.  
Hij was in de wereld, de wereld was door Hem geworden,
en toch erkende de wereld Hem niet.  
Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. (Johannes 1, 9-11)
Johannes schreef dit met het oog op het feit dat de Joodse religieuze overheid
de goddelijkheid van Jezus niet erkend had.
Mogen we dit zomaar verruimen naar ‘de wereld’, de mensheid, alle mensen?
Zoals de herders of de leraren verbaasd zijn,
verwonderd zijn, bewonderen, enthousiast zijn is één iets.
Geloven en navolgen is een ander iets.
De geboorte van het kind Jezus herdenken
is voor de meesten een vrijblijvende en mooie bezigheid vol traditie en romantiek.
Ook wie niet gelovig is kan daar zelfs nog aan meedoen.
Maar God erkennen en aanvaarden in ons leven is iets anders.
Het is erkennen en aanvaarden dat God ook
in ons en met ons en door ons in de wereld wil komen,
zich in de wereld openbaren wil, zich present wil stellen
door onze onverdeelde goedheid, onvoorwaardelijke liefde,
door onze vergevingsgezindheid en barmhartigheid,
door onze inzet voor vrede en rechtvaardigheid,
door ons verzet tegen onrecht.
Het is God toelaten die aan onze baatzucht een halt toeroept,
die aan onze vrijheid een halt toeroept,
die ons oproept tot onbaatzuchtige inzet, tot liefde voor de vijand.
Het is God toelaten die voor mijn ‘ego’ niet (meer) nuttig is
en al zeker niet vermakelijk is, maar veeleisend ambetant, onze rust verstorend…
Waarom wordt die God niet aanvaard?
Die God dient zich aan in een dieper niveau, in diepere verlangens,
in het verlangen een echt goed, liefdevol, vredevol en vreugdevol mens te zijn,
in het verlangen naar echt leven, naar echt onszelf zijn.
Over die verlangens schreef de Engelse mystica Evelyn Underhill:
Vaag weten we wel dat ze er zijn, maar we letten ze niet op
en we zouden ze nauwelijks missen als ze zouden ophouden te bestaan.
Voor de meeste mensen staan ze altijd op de achtergrond.
Want ze wijden hun hele bewustzijn aan zintuiglijke zaken,
zoals een relatie, een huis en baan.
Daarmee hebben ze zich een wereld opgebouwd
waarin ze min of meer tevreden wonen.
Alleen in momenten van contemplatie of gebed
wordt die zintuiglijke wereld naar de achtergrond geschoven
en, dringt er een ander landschap binnen.
Ik hoop dat het vieren van Kerstmis ook zo’n moment oplevert.

Puer natus est nobis,
et filius datus est nobis :
cuius imperium super humerum eius :
et vocabitur nomen eius, magni consilii angelus. (Jesaja 9,5)
 Cantate Domino canticum novum :
 quia mirabilia fecit. (Psalm 98,1)

Want een kind wordt ons geboren,
een zoon wordt ons gegeven.
De heerschappij rust op zijn schouders.
Men noemt hem: Wonder van beleid.

Zingt voor de Heer een nieuw lied,
want wonderen heeft Hij gedaan.


Omlagafbeelding: Afbeelding van Giampaolo Mastro via Pixabay