Homilie voor het hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer

This content has been archived. It may no longer be relevant

13 mei 2021

Eerste lezing: Ef 4, 1-13
Broeders en zusters, ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang: leidt een leven dat
beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid,
in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te
behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt
tot één en dezelfde hoop waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één
doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen, en met allen, en in allen. Maar aan
ieder van ons afzonderlijk is de genade verleend naar de maat van Christus’ gave. Daarom
zegt de Schrift: “Hij is opgevaren naar den hoge, Hij heeft gevangenen meegevoerd, Hij heeft
gaven gegeven aan de mensen.” Hij is opgestegen: dit betekent dat Hij eerst in de diepte is
afgedaald, tot op de aarde. Hij die is neergedaald, is dezelfde die ook is opgestegen, hoog
boven alle hemelen, om het heelal te vervullen. Hij heeft ook gaven gegeven: sommigen
maakte Hij apostelen, anderen profeten, anderen evangelisten, weer anderen herders en
leraars, om de heiligen toe te rusten voor het werk der bediening, tot opbouw van het
lichaam van Christus, totdat wij allen tezamen komen tot de eenheid in het geloof en de
kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de
Christus.
Evangelie: Mc 16, 15-20
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen, sprak hij tot hen: ‘Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is zal gered
worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen
vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen
opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan
zieken de handen opleggen zullen dezen genezen zijn.’ Nadat de Heer Jezus aldus tot hen
gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God. Maar
zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan
hun woord door de tekenen die het vergezelden.

Van de laatste verzen van het Marcusevangelie, die we in onze Bijbeluitgaven aantreffen,
kunnen we met grote zekerheid zeggen
dat ze niet tot het oorspronkelijke geschrift van de evangelist, de zgn. autograaf, behoren.
Ik schenk er in deze homilie dan ook geen aandacht aan
maar wil enkele gedachten wijden aan de lezing uit de brief van Paulus aan de Efesen.

Geloven – dat heb ik al vaker op het hart gedrukt – is in de eerste plaats niet
het voor waar aannemen van een stel theologisch-filosofische waarheden.
Er kan zoiets als een evangelisch geïnspireerde levensbeschouwing bestaan,
maar geloven is niet het aanhangen van een levensbeschouwing.
Nogmaals herinner ik aan de treffende woorden van Von Dürckheim:
“Het Wezen is niet zomaar een idee,
iets waaraan men zich hecht vanuit een bepaalde gelovigheid,
of het product van een vrome verbeelding, maar de inhoud van een ervaring.”
Paulus zegt het al even trefzeker:
geloven is een leven leiden dat beantwoordt aan een roeping.
Voor ons, christenen, is het de roeping tot navolging van Christus,
de roeping om deel uit te maken van het lichaam van Christus,
sterker: om – samen met anderen en elke afzonderlijk – dat lichaam te zijn.
Ook met de ‘kennis van Gods Zoon’, met de kennis van Christus,
wordt niet het weten bedoeld van waarheden of geheimen,
maar zo leven dat we het leven van Christus leven, ervaren.
Dus niet kennen van ‘horen zeggen’ wie Jezus is,
maar weten wie Hij is door te ervaren wat het betekent Christus te zijn.
Ook daarvoor heeft Paulus uitdrukkingen
waarvan de betekenis alleen vanuit de ‘praktijk’ gekend kan worden:
‘de volmaakte Man (Mens)’, ‘de volheid van Christus’.
Het gaat werkelijk om meer dan aan Christus gelijk worden, doen zoals Jezus deed.
Het gaat om een veel radicalere transformatie van ons mens-zijn:
Christus zijn, omdat Hij en alleen Hij in mij de levende is.
Dat is de betekenis van de verzuchting van Paulus:
Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij. (Galaten 2, 20)

In zijn boek Zen en de martiale kunsten
benadrukt Taisen Deshimaru dat het doel van zen
en van de beoefening van de krijgskunsten en van de weg van de krijger (bushi-do)
niet zozeer het bereiken is van een uitwendig zichtbaar resultaat,
maar een innerlijke transformatie, het bereiken van de hoogste persoonlijkheid..
Het is de mens worden waarin het ‘ego’ verdwenen is,
de mens waarin het ‘ik niet meer leeft’.
Die persoonlijkheid is te bereiken op de weg van zelfontlediging.
De weg naar boven is de weg naar beneden, loslaten van het ego.
Voor ons christenen heeft die persoonlijkheid een concrete menselijke gestalte
en draagt die mens een naam en een titel: Jezus, de Christus.
Christus worden is de weg gaan die Jezus heeft gegaan
en waartoe Jezus zijn leerlingen opriep en ook ons oproept:
Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen
door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. (Marcus 8, 34).

Paulus is doordrongen van deze levenswet,
die hij, wat Jezus zelf betreft, uitgedrukt vindt in een oude vroegchristelijke hymne:
Hij die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God:
Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd,
Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis.
Daarom heeft God hem hoog verheven
en Hem de naam verleend die boven alle namen is,
opdat bij het noemen van zijn naam zich ieder een knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:
Jezus Christus is de Heer. (Filippenzen 2, 6-11)

Die hymne laat hij voorafgaan door vermaningen die erg lijken
op deze die we op dit hoogfeest in de eerste lezing aantreffen:
Als dan vermaning in Christus en liefdevolle bemoediging iets vermogen,
als gemeenschap van Geest, als hartelijkheid en mededogen u iets zeggen,
maakt dan mijn vreugde volkomen door uw eenheid van denken,
uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid.
Geeft niet toe aan partijzucht en ijdelheid,
maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf.
Laat niemand zijn eigen belangen behartigen maar liever die van zijn naasten.
Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde. (2, 1-5)

Het leiden van een leven dat aan onze roeping beantwoordt
is – net zoals het be-oefenen van zen en martiale kunsten –
een kwestie van oefenen in deemoed en nederigheid,
in zachtheid en lankmoedigheid,
in eenheid en verbondenheid.
Het is ook zonder afgunst en ijdelheid de gaven aanvaarden die men ontvangen heeft
en deze dienstbaar inzetten tot vrede en vreugde van velen.

We kunnen langzaam weer spreken van ‘onze hemel verdienen’,
van ‘naar de hemel gaan’, van ‘de weg naar de hemel’.
Het prille evangelische geloof werd ook ‘de Weg’ genoemd.
In het oosten klinkt dat als ‘tao’ of ‘do’, zoals in ‘ju-do’ (de zachte weg)
‘ken-do’ (de weg van het zwaard), ‘kyu-do’ (de weg van de boog)..
Christenen zoeken het eerder in ‘diaconie-do’: de weg van de dienstbaarheid.
Ook gebed, liturgie en meditatie zijn ‘wegen’,
maar niet zonder die van de liefde en de dienstbaarheid.
Belangrijk is dat we ‘hemel’ niet als een ruimte ‘daar’ aanduiden,
maar als leven in eenheid met God, als in Christus zijn
en in Christus in eenheid met God leven.
En bij ‘verdienen’ denken we niet aan ‘verdiensten’.
Alleen aan ‘oefenen’. Bij alles wat we doen.

Psalm 15
1 Heer, wie mag toeven binnen uw tent,
wie wonen op uw heilige berg?
2 Die wandelt oprecht en gerechtigheid doet,
die de waarheid hartgrondig belijdt,
3 die niet rondbrengt wat hem op de tong komt.
Zijn medemens brengt hij geen kwaad toe,
hij laadt geen smaad op zijn naaste.
4 De nietswaardige ziet hij met verachting,
maar die de Heer vrezen, hem eert hij.
Zwoer hij tot zijn schade, hij wijzigt het niet;
5 hij leent zonder rente te vragen,
neemt niets aan tegen wie in zijn recht staat.
Die aldus handelt, hij zal niet wankelen in eeuwigheid.


Omslagfoto: Afbeelding van BennoOosterom via Pixabay