Homilie voor het hoogfeest van de Openbaring van de Heer
5 januari 2025
Evangelie: Mt 2, 1-12
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was, ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het Oosten en vroegen: Waar is de pasgeboren Koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen. Toen koning Herodes dit hoorde, werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar de Christus geboren moest worden. Zij antwoordden hem: Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de Profeet: en gij Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël. Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht: Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind, en wanneer gij het gevonden hebt, bericht het mij dan, opdat ook ik Het hulde kan gaan brengen. Na de koning aangehoord te hebben, vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het Oosten gezien hadden, ging voor hen uit, totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond, stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij ging het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij Het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden Het geschenken aan: goud, wierook en mirre. En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Met de opening van de Heilige Deuren van de Sint-Pietersbasiliek in Rome
op kerstavond door paus Franciscus begon het Heilig Jaar of Jubeljaar 2025.
Hij kondigde dat Heilig Jaar af op 9 mei 2024,
op het hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer
met een herderlijk schrijven, een bulle, getiteld Spes non confundit,
een zinsnede uit de brief van Paulus aan de Romeinen:
5, 5En de hoop wordt niet teleurgesteld,
want Gods liefde is in ons hart uitgestort
door de heilige Geest die ons werd geschonken.
Paus Franciscus, die in zijn schrijven stelt
dat de hoop in ieder Heilig Jaar centraal staat,
wou dit deze keer zeer duidelijk maken
door als thema van het Heilig Jaar te kiezen voor Pelgrims van Hoop.
Het lijkt voor de hand te liggen om ook de wijzen uit het oosten,
die in de evangelielezing van dit hoogfeest blijkbaar de hoofdrol spelen,
als pelgrims te zien en hen ook te bestempelen als ‘pelgrims van hoop’.
Pelgrims of bedevaarders trekken naar een welbepaalde plaats,
een heilige plaats, een bedevaartsoord.
De bestemming is hen bekend en ook weten ze meestal toch
waarom ze een pelgrimage, een bedevaart ondernemen.
In veel gevallen is er een verwachting, een wens, een verlangen
op genezing, verlichting, inspiratie, een nieuw begin,
hetgeen wel iets anders is dan sportief toerisme.
Men zou kunnen zeggen dat pelgrims zich door een wens,
een verwachting of een verlangen laten leiden.
Mogen we ook stellen dat ze zich door hoop laten leiden.
De wijzen uit het oosten wensten eigenlijk de pasgeboren koning der Joden te zien.
Het doel van hun pelgrimage was iemand, niet zozeer een heilige plaats,
en hoewel ze zich lieten leiden door een ster
en deze hen ook heel nauwkeurig het huis van die koning zou aantonen,
wisten ze niet precies waarheen hun zoektocht hen zou leiden.
Vandaar hun vraag: Waar is de pasgeboren Koning der Joden?
Dan rest natuurlijk nog de vraag: waarom willen ze die koning zien?
Er is geen melding van een vraag, een smeekbede.
Het zien van de ster en het kind vervult hen van overgrote vreugde
en naar hun zeggen willen ze de pasgeboren koning alleen maar hun hulde brengen.
Zoiets als een gebed of deelname aan de eucharistie die geen smeekbede inhouden
maar alleen maar aanwezigheid met een dankbaar en liefdevol hart willen zijn.
Maar waarom wil men louter aanwezig zijn bij iemand?
In de reden daarvoor steekt vertrouwen
en het besef en bewustzijn van liefde, van bemind zijn,
van innerlijke aanwezigheid.
Men wil nu wel de bron van vreugde zien,
men wil ontmoeten en aanwezig zijn bij diegene
door wie men zich innerlijke onvoorwaardelijk bemind weet.
Dat weten – zo durf ik denken – dreef de wijzen.
En dat weten, beseffen en bewust zijn van onvoorwaardelijke liefde,
van een liefde waarvan niets ons kan scheiden, van immer één zijn met God,
dat is wat we hopen noemen, hetgeen ook als geloof en vertrouwen te duiden is.
De apostel Petrus schrijft in zijn eerste brief:
1,21 Door Christus gelooft gij in God,
die Hem van de doden opgewekt en Hem de heerlijkheid gegeven heeft.
Daarom is uw geloof in God tevens hoop op God.
Die hoop – dus dat geloof en vertrouwen -,
verdrijft angst en vestigt in ons zelfvertrouwen,
omdat we weet hebben van onze ware identiteit, deze van kind van God.
We kunnen ophouden met het zoeken naar erkenning bij en door mensen.
We kunnen zelf erkenning aan mensen schenken,
want we zijn in staat Gods liefde door te geven aan anderen.
We kunnen pelgrimeren naar onze medemensen
zonder wensen, verlangens en verwachtingen voor onszelf.
We leren altijd en overal eerst aanwezig zijn met het goede hart.
Woorden kunnen voor geen succesvolle dialoog zorgen
en gebaren geen vertrouwensrelatie opbouwen
als er geen aanwezigheid is met het goede hart.
De essentie van religie en ook van gebed en liturgie
is de ontwikkeling van het goede hart
waarin geen angst of zelfzucht meer aanwezig is.
Omslagafbeelding: Centro Televisivo Vaticano, CC BY 3.0 https://creativecommons.org/licenses/by/3.0, via Wikimedia Commons