Heilige huisjes

Op dinsdag 13 mei ontving onze parochiekerk het bezoek van de leerlingen van het zesde leerjaar van de Rijksbasisschool van Stene. Sommige van onze vormelingen waren daar bij. Dat bezoek kaderde in een activiteit die “Heilige Huisjes” heet en de leerlingen gebedshuizen van in Oostende gevestigde en erkende religies bezoeken. Ze dienen er in een notendop iets te vernemen over de religie, het gebedshuis en de daar aanwezige voorwerpen, meubelen, beelden, symbolen. Geef toe, geen gemakkelijke opgave voor de ontvangende vertegenwoordigers van die religie en ook niet voor die kinderen die alle notendopjes in hun kopjes moeten steken.

Ben ik nog christen?
Het is al een aantal jaren dat ik met veel plezier aan dit initiatief mijn medewerking verleen en die leerlingen graag wat vertel over onze kerk en het christelijk geloof. De leerlingen mogen natuurlijk ook wat vragen stellen. Twee jaar geleden stelde een leerling – die er me heel ernstig uitzag – me een schitterende vraag. Hij vertrouwde mij en de hele groep toe dat hij gedoopt was, zijn eerste communie had gedaan maar daarna had hij gekozen voor zedenleer. Hij vroeg me of hij eigenlijk nog wel christen was. Ik was buitengewoon gecharmeerd door die vraag en kon de jongeman antwoorden dat christen zijn in de eerste plaats niet afhangt van het verwerven van bepaalde vormen van kennis, niet afhangt van het fanatiek behoren tot een instituut en zelf niet van het al of niet ondergaan van alle rituelen. Het doopsel is voldoende en dat is ook de intuïtie van de kerk. Het vormsel is eigenlijk een soort tweede doopsel dat helemaal niet nodig zou zijn als men opnieuw zou overschakelen naar het doopsel op later leeftijd, bijvoorbeeld 12 of 17 jaar, waarbij de dopeling zou kunnen en moeten beseffen wat het betekent christen te zijn en wat er dus eigenlijk bij het doopsel beloofd dient te worden.

Opgelucht…
Ik kon de jongeman en alle luisterbereide jongeren – en dat waren ze toen allemaal (dit jaar echter…) – en alle luisterbereide begeleidende leerkrachten dus antwoorden dat in het christen zijn het er in de eerste plaats op aankomt te leven met een bepaalde ingesteldheid: vrij van angst en egoïsme en vervuld van liefdevolle zorg voor medemensen, voor waarheid, rechtvaardigheid, vrede en schepping. Het is een ingesteldheid die niet in de genen zit en niet verkregen wordt door drie pillekes per dag of door welk voedselpatroon dan ook. Het is een goddelijke ingesteldheid. Het is de geest van God die ons in staat stelt een mens te worden met zo’n ingesteldheid. Opvoeding en onderwijs zou ook op die menswording moeten gericht zijn. Helaas geschiedt dat mijn inzien dus niet of niet erg bewust en doordacht. De jongeman was in ieder geval zichtbaar opgelucht met mijn antwoord.

(pastoor Dirk)