Homilie voor de 24ste zondag door het jaar

17 september 2023
Startzondag van het pastoraal werkjaar

VERBONDEN

Evangelie Mt., 18, 21-35

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: ‘Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde hem: ‘Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal. Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat om zo de schuld te vereffenen. De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Maar hij weigerde en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld zou hebben betaald. Toen nu de overige dienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer hem roepen en sprak: slechte knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt. Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad? En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.

South African Tourism from South Africa, CC BY 2.0 https://creativecommons.org/licenses/by/2.0, via Wikimedia Commons
Reeds vier maal stond ik bij het standbeeld van Nelson Mandela
aan de ingang van de Drakenstein-gevangenis,
voorheen de Victor Verster-gevangenis geheten.

Ze is gelegen in de Zuid-Afrikaanse Kaapprovincie, tussen Paarl en Franschhoek.
Daar trad Mandela op 11 februari 1990 na 28 jaar gevangenschap
als vrij man weer de wereld in.
Over dat historisch moment schreef hij:
“Toen ik naar buiten liep, mijn vrijheid tegemoet, wist ik
dat ik als ik niet al mijn angst, haat en bitterheid zou achterlaten,
dat ik dan nog altijd gevangen zou zijn.”
En nog enkele merkwaardige uitspraken van Mandela zijn:
“Moedige mensen zijn niet bang om, in het belang van de vrede, te vergeven.”,
en: “Als ons groot onrecht is aangedaan, genezen we nooit voordat we vergeven.”
Het evangelie van deze zondag is een evangelie met een grimmig einde.
Maar Jezus wil met een ongelooflijke harde beeldtaal zijn leerlingen inprenten,
dat voor gebrek aan vergeving en voor onbarmhartigheid geen plaats is
in het Rijk Gods, in een gemeenschap waar mensen in eenheid met God leven,
Gods wil tot het verbindende element in hun gemeenschap hebben
en zo komen tot ware vrede en vreugde.
Uiteraard heeft de waarheid over het begane onrecht haar rechten.
Uiteraard heeft een rechtvaardig oordeel over het begane onrecht zijn rechten.
Maar waarheid en oordeel alleen en blijvende wraakgevoelens leiden niet tot vrede.
In Zuid-Afrika kwam er na de apartheid geen Waarheids – en Wraakcommissie,
maar een Waarheids – en Verzoeningscommissie.
Tot die verzoening en vergeving behoort ook het stappen uit de slachtofferrol.
Deze stelling is geen ontkenning of minimalisering van het aangedane onrecht,
van de pijn en het verdriet, maar het aanbieden van een weg naar innerlijke vrede,
naar genezing van pijn en verdriet.
Dat is het waar Mandela zijn ‘regenboognatie’ op wees
toen hij wegen zocht tot verbondenheid en gemeenschap
tussen alle volkeren van Zuid-Afrika.

De zgn. ‘grondtoon’ van het nieuwe pastorale werkjaar
wil onze aandacht vestigen op gemeenschapsvorming en verbondenheid.
Ik ben er stellig van overtuigd dat we niet zomaar een gemeenschap kunnen vormen
en niet zomaar verbondenheid kunnen creëren, niet zomin als vriendschap.
Onder mensen ontstaat vriendschap en tussen mensen groeit verbondenheid
omdat iets hen tot vriendschap brengt of iets of iemand verbondenheid tot stand brengt.
Een gemeenschap groeit als iemand mensen tot gemeenschap brengt
of als mensen een gemeenschappelijk doel hebben.
Wat ons christenen verbindt en tot gemeenschap maakt
is een gemeenschappelijk ‘project’, een zaak waarvoor we ons inzetten.
Dat ‘project’ heet het Rijk Gods, een samenzijn gekenmerkt door goddelijke liefde.
Die liefde heeft niets te maken met het koesteren van gevoelens van sympathie.
Het is aandacht, respect en mededogen, zorg en verantwoordelijkheid
voor het leven en het welzijn van medemensen, de geliefden,
maar in het project van het Rijk Gods ook de vreemden, de vijanden
en diegenen die ons onrecht aandeden, ‘onze schuldenaren’.
Vergeving is de goddelijke vorm van liefde bij uitstek.
Ze laat geen ruimte voor haat- en wrokgevoelens,
die wij als christenen dienen los te laten, net als angst en zelfzucht.
En wie ons verbindt en tot gemeenschap maakt is Christus,
is de geest van Christus, de geest van God,
die van ons liefdevolle, vreugdevolle en vredevolle mensen maakt,
die ons aanspoort tot vergeving.
Die geest is ons allen gegeven en maakt ons één,
doet ons delen in de eenheid van de Vader en de Zoon.
Dat willen we vieren en beleven als we samen eucharistie vieren,
ons laten verbinden door het Woord van God,
door het brood dat voor ons gebroken wordt.
Het gezamenlijk gebed en het gezamenlijk stil worden in aanwezigheid van de Heer
zijn samen met een gezamenlijke inzet voor welk goed doel dan ook,
sterke verbindende activiteiten.
Daar moeten we dus dit werkjaar werk van maken.


Omslagfoto: South African Tourism from South Africa, CC BY 2.0 https://creativecommons.org/licenses/by/2.0, via Wikimedia Commons