Homilie voor de 29ste zondag door het jaar

22 oktober 2023

Evangelie: Mt 22, 15-21

In die tijd gingen de Farizeeën onder elkaar beraadslagen hoe ze Jezus in zijn eigen woorden konden vangen. Zij stuurden hun leerlingen met de Herodianen op Hem af met de vraag: ‘Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert; Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen. Zeg ons daarom: wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet?’ Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: ‘Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Laat Mij de belastingmunt eens zien.’ Zij hielden Hem een geldstuk voor. Hij vroeg hun: ‘Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?’ Zij antwoordden: ‘Van de keizer.’ Daarop sprak Hij tot hen: ‘Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.’

Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, CC BY-SA 2.5
https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5, via Wikimedia Commons
Muntstuk met de afbeelding van keizer Tiberius

Geef aan God wat aan God toekomt.
God heeft geen geld nodig.
Geef dat maar aan de keizer of beter nog, aan de armen.
En God heeft ook geen brand- en slachtoffers nodig.
Bij de profeet Jesaja lezen we:
Wat moet ik met al jullie offers? zegt de HEER.
Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren;
het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer.
En verder:
Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik mijn ogen af,
ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet.
God heeft blijkbaar zelfs geen nood aan onze gebeden,
toch niet deze waarin we vragen
om ons te voorzien in beveiliging, bevrediging en bevestiging.
Jezus leert ons trouwens in de Bergrede:
Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?”
of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?”
– dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen.
Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben.
Maar God heeft mensen nodig. God heeft ons nodig.
Mensen om lief te hebben, om gelukkig te maken, om te doen leven,
om te doen delen in zijn vreugde, in zijn leven.
En God heeft mensen nodig die zijn liefde erkennen en aanvaarden
en daarom doen wat Hij van ons vraagt.
Mensen op wie Hij zijn zegel mag drukken,
mensen op wie Hij als op een muntstuk zijn beeltenis mag slaan,
mensen dus die zijn beeltenis dragen,
niet zomaar aan één zijde van hun buitenkant,
maar in hun geest en hart en daarom in heel hun doen en laten.
God heeft nood aan mensen die zijn beeld en gelijkenis zijn,
die als maatstaf van hun liefde Gods onvoorwaardelijke liefde nemen,
die als maatstaf van hun goedheid Gods onverdeelde goedheid nemen,
die als maatstaf van hun barmhartigheid Gods hart en erbarmen rekenen.
Een keizer heeft geld nodig om zijn plannen te realiseren.
En God heeft mensen nodig om zijn scheppingsplan waar te maken:
geluk, vrede en vreugde voor alle mensen.
In dit alles steekt natuurlijk ook een richtinggevende boodschap
voor onze visie op godsdienst en ons godsdienstig bezig zijn.
Het is duidelijk dat Jezus een einde maakt aan een religieus systeem
waarin gedacht wordt dat God iets anders van ons vraagt
dan dat we zijn wil zouden volbrengen
en dat zijn wil iets anders zou kunnen zijn dan dat we elkaar liefhebben,
onvoorwaardelijk liefdevol zijn voor elkaar en onverdeeld goed.
God heeft geen nood aan offers.
Maar Hij vraagt wel het offer van onszelf en dat betekent:
onze totale toewijding, hart, geest, lichaam, al onze krachten,
onze totale beschikbaarheid en bereidheid om zijn wil te volbrengen
ook al vraagt dat desnoods het offer van ons leven.
Dat is het offer dat Jezus heeft volbracht.
Het is het offer van de zelfontlediging.
Ook ons bidden moet door deze offerbereidheid gekenmerkt worden.
Bidden is dus vooreerst een houding van aandacht,
van openheid en luisterbereidheid voor God
waaraan een houding van gehoorzaamheid verbonden is.
Anders is gebed een op zichzelf betrokken bezigheid.
En ook de liturgie moet door dezelfde aandacht,
openheid en luisterbereidheid gekenmerkt worden.
Anders is liturgie ook een louter op zichzelf betrokken bezig zijn.
God heeft geen geld nodig.
Maar onze omgang met de goederen van deze aarde, met rijkdom en geld
moet ook door diezelfde offerbereidheid gedragen worden.
Als mensen geld nodig hebben om het goede te doen
en om zorg te dragen voor het leven en welzijn van medemensen
dan heeft God geld nodig,
maar geen geld dat losstaat van deze dienst aan de medemens.
Dit houdt ook een vingerwijzing is
voor het functioneren van geld in onze kerkgemeenschappen.
Ik denk hier aan het woord van de Dalai Lama die stelde,
dat het niet de bedoeling kon zijn van echte religies
om overal grote tempels en kerken te bouwen
maar onze harten en geesten te omvormen tot tempels van de Geest,
plaatsen waar Gods liefde, goedheid en barmhartigheid mag wonen.


Omslagfoto: Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, CC BY-SA 2.5 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5, via Wikimedia Commons