Homilie voor de 31ste zondag door het jaar

5 november 2023

Evangelie: Mt 23, 1-12

In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlingen: “Op de leerstoel van Mozes hebben de schriftgeleerden en de Farizeeën plaats genomen. Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen zij niet naar hun woorden. Zij maken bundels van zware, haast ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken. Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden en de voornaamste zetels in de synagogen, ze laten zich graag groeten op de markt en willen door de mensen ‘rabbi’ genoemd worden. Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broeders. En noemt niemand van u op aarde ‘Vader’; gij hebt maar één Vader, de hemelse. En laat u ook geen ‘leraar’ noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus. Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn. Al wie zichzelf verheft, zal vernederd en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.”

“We hebben de mond vol over synodaliteit, maar tegelijk zie je steeds meer jonge priesters een boordje dragen.” Deze opmerking is te lezen in een bijdrage van theoloog Stijn Van den Bossche
in een nummer van het weekblad Tertio (18 oktober 2023). Het zwarte kostuum met zwart hemd en wit boordje is wat kort na het Tweede Vaticaans Concilie gedragen werd ter vervanging van de zwarte soutane, die vanaf de 16de eeuw de officiële priesterkledij werd en dit, om de priester duidelijk herkenbaar te maken.
Van den Bossche betwijfelt of in deze tijd deze priesterkledij – ook steevast nog voorkomend in veel antikerkelijke cartoons – nog wel de herkenbaarheid van de priester dient en of het geen vorm van terugkerend klerikalisme is, hetgeen precies het tegendeel is van ‘synodaliteit’,
hetgeen letterlijk betekent: ‘als gelijken dezelfde weg gaan’.
Hij bepleit ook de afschaffing van de kerkelijke titulatuur
– eerwaarde, zeereerwaarde, monseigneur, excellentie, eminentie –
en noteert daarbij: “Al deze titels zijn voor de fijnproevers herkenbaar
aan accessoires in de kledij. Maar hoe Bijbels is dit alles nog?”
Dit kan spek zijn voor onze kerk-kritische bek,
maar vergeten we daarbij niet hoe we soms ook zelf
gesteld zijn op een onderscheidend opvallend en uniek uiterlijk kenmerk,
op een eerbewijs, een eervolle vermelding, zo, een titel….
De evangelielezing van deze zondag is het eerste deel
van wat wel eens de strafrede tegen de Farizeeën wordt genoemd.
En al richt Jezus zich in dit deel wel degelijk tegen de Farizeeën,
Hij richt zich hier niet tot de Farizeeën,
maar tot de Hem volgende menigte en tot zijn leerlingen.
En dit wellicht niet alleen om hen te waarschuwen tegen de Farizeeën,
maar hen te waarschuwen voor enkele gevaren
die ook in hun midden zullen opduiken,
in de gemeenschap die zich na zijn verrijzenis zal vormen, in de kerk dus.
Het is een voor de hand liggende actualisatie of toepassing van deze waarschuwing
om ermee verwijtend in de richting van de zgn. kerkelijke hiërarchie en de clerus te wijzen.
Maar dit lijkt me wat bekrompen en goedkoop.
Ja, deze evangelieverzen kunnen ingezet worden in verzet tegen klerikalisme,
iets waaraan echter ook niet gewijde medewerkers en medewerksters in de kerk
zich kunnen bezondigen.
Klerikalisme verwijst naar de drang om zich te onderscheiden van anderen
door uiterlijkheden en titels.
Klerikalisme verwijst naar het zich belangrijker achten dan anderen.
Maar Jezus richt zich ook tegen bepaalde vormen van vroomheid,
vroom zijn dat weerom in dienst staat van het verwerven van een status,
een vroomheid waarbij men zich kan onderscheiden,
zich beter kan voordoen dan de anderen,
een vroomheid waardoor men zich vooral beter kan voelen dan de anderen.
Het gevaar, dat men dat nog met klassieke vroomheid kan doen, is gering.
Deelnemen aan de zondagsviering levert geen sociaal aanzien meer op, integendeel.
Maar vormen van nieuwe spiritualiteit en alternatieve levenswijzen
kunnen wel het goed gevoel van anders en beter te zijn en bewuster te leven dienen.
Tenslotte waarschuwt Jezus ons tegen het fanatiek verkondigen van principes,
het enthousiast verdedigen van de christelijke waarden,
maar er heimelijk toch zelf niet naar leven.
In de kerk, het christendom en andere religies wordt dit euvel nog erger
als het gaat om principes, die als de wil van God verkocht worden,
maar met de wil van God helemaal niets te maken hebben.
Dat is de grote valkuil waarin de kerk i.v.m. seksuele moraal getuimeld is.
Dit gegeven is ondertussen weer goed voor ogen gehouden.
Maar zijn negatieve kritiek op een soort vroomheid
en op religie die als het onderhouden van regels en wetten geserveerd wordt,
laat Jezus ook horen hoe de onderlinge relatie in een kerkgemeenschap dient te zijn,
hoe de gezindheid dient te zijn met dewelke we elkaar benaderen:
nederige dienstbaarheid, zelfs als je behoort tot wat men de kerkelijke hiërarchie behoort.
Dan geldt niet ‘dienen door te leiden’, maar ‘leiden door te dienen’.
Er zij tenslotte nog opgemerkt
dat Jezus wel degelijk het leergezag van de Farizeeën erkent.
Hun misplaatste vroomheid en hun inconsequent gedrag
doet geen afbreuk aan de leer die ze dienen te verkondigen.
Dat is een voor deze tijd merkwaardige gedachte.
Door het misdadige inconsequente gedrag van leden van de clerus
en het falend beleid van sommige kerkelijke overheden om daarmee om te gaan,
kun je dus stellen: “Met die en die en met de Kerk die zij brengen heb ik het gehad.”
Dat hoeft nog niet uit te monden in:
“Met God, met Christus, met het evangelie heb ik het nu gehad.”
En zelfs ook niet: “Met de kerk heb ik het gehad.”


Omslagfoto: No machine-readable author provided. Garzo assumed (based on copyright claims)., CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons