Homilie voor de 3de zondag van de veertigdagentijd

3 maart 2024

Evangelie: Joh 2, 13-25
Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers aan van runderen, schapen en duiven en ook de geldwisselaars die daar zaten. Hij maakte van touwen een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en Hij wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!’ Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: de ijver voor Uw huis zal mij verteren. De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: ‘Wat voor teken kunt Gij ons laten zien dat Gij dit doen moogt?’ Waarop Jezus hun antwoordde: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ Maar de Joden merkten op: ‘Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?’ Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had. Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen in zijn Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen omdat Hij allen kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.

Giotto, Public domain, via Wikimedia Commons
Giotto (1266-1337) – Tempelreiniging (detail)

In de evangelies van Marcus, Matteüs en Lucas
behoort de zgn. tempelreiniging
tot de activiteiten van Jezus’ laatste levensdagen in Jeruzalem.
Johannes plaatst de tempelreiniging echter
in het begin van Jezus’ openbaar leven.
Zijn relaas van de tempelreiniging volgt
op het verhaal van het wijnwonder van Kana
waar op het einde vermeld wordt dat zijn leerlingen in Hem geloofden:
Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen
en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. 
Van geloven op het zien van tekenen is ook nu sprake.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was,
begonnen er velen in zijn Naam te geloven
bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Die tekenen noemen wij spontaan ‘wonderen’ of ‘mirakels’.
Ze werden door de joodse overheid vereist
om het gezag en spreekrecht van een profeet te erkennen,
juist zoals in de RKK wonderen vereist zijn voor een zalig- of heiligverklaring.
Maar zo’n geloof ‘bij het zien van tekenen’
wordt door Jezus niet al te ernstig genomen.
Maar ook de tempelreiniging is – net als het wijnwonder – een ‘teken’:
iets waardoor Jezus laat zien
wie Hij is en wat zijn zending in de wereld inhoudt:
reinigen, verlossen, los maken, bevrijden, echt leven geven.
Bij Johannes geeft Jezus dus in het begin reeds zijn visitekaartje af.
Maar Hij verwijst ook naar hét teken waardoor voor allen
duidelijk zal worden wie Hij is, nl, zijn dood en verrijzenis:
Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.
Jezus had het natuurlijk niet over een letterlijk afbreken van de tempel.
Toch mag de vraag gesteld worden of de tempelreiniging
alleen een zuivering is van de offercultus,
die eredienst bevrijden van een commercieel gedoe,
of als het een zuiveren is van de tempel van de offercultus,
die dan in de ogen van Jezus overbodig is geworden.
Dat was hij wel in de ogen van de christenen
voor wie Johannes zijn evangelie schreef.
De tempel en de tempeleredienst bestond toen trouwens niet meer.
Maar laat ons misschien eerder de vraag stellen
wat die tempelreiniging voor ons als betekenis kan hebben.
Zou die kunnen betekenen dat ook ons geloofsleven
en ook ons leven mag gezuiverd worden
van alles wat er niet bijhoort en niet toe doet,
van onware en ondoelmatige wijzen van denken over God
en over wat God wil,
van alles wat niet bijdraagt tot ons echt geluk
en tot een liefdevol, vredevol en vreugdevol samenzijn met anderen?
Kan die tempelreiniging ook niet een beeld zijn
van onze innerlijke reiniging en bevrijding, van alles wat ons belemmert
om zelf werkelijk een tempel van Gods Geest te zijn,
een plaats waar God mensen nabij is, in en met en door ons?
Zoals we zo mooi zingen in een lied:
Waar is de plaats die vrede lacht?
Waar wordt aan mensen recht verschaft?
Waar is de God die leven geeft?
In elke mens die liefde deelt.
Ik zoek de plek waar vrijheid heerst,
waar elke mens van angst geneest,
ik zoek de God die armen heelt,
in elke mens die liefde deelt.
Ik zoek het land dat vreugde heet,
vrij van geweld en oorlogsleed,
ik zoek de stad waar God regeert,
in elke mens die liefde deelt.
Jezus is de levende tempel van Gods Geest,
de plaats waar God woont onder de mensen,
de plaats waar God de mens nabij is, liefdevol, helend en bevrijdend.
Wij zijn geroepen om deel te zijn van die tempel, het lichaam van Christus,
om dus ook zelf zo’n tempel te zijn, vergoddelijkte mensen.
Zo’n mens zijn is – denk ik – de essentie van ‘geloven’.
Ik denk dat Jezus een einde wou maken
aan een religieus systeem en aan een geloofsdenken en een geloofsleven
waarin de wil van God bedolven wordt onder menselijk regels en gedoe,
om het wat simpel te zeggen:
waarin de vijf geboden van de Kerk belangrijker
zouden zijn dan de tien geboden waarin Gods wil weerklinkt.
Wat God wil is liefde,
verantwoordelijkheid voor het leven en welzijn van anderen,
met respect voor het leven,
de levensmogelijkheden en de integriteit van medemensen.
Reeds de profeet Jesaja maakte dit duidelijk:
Wat heb Ik aan al uw offers? zegt Jahwe.
Ik ben verzadigd van de brandoffers van uw rammen
en van het vet van uw mestkalveren.
Ik heb geen behagen in het bloed van stieren, lammeren en bokken.  
Leert liever het goede te doen,
betracht de rechtvaardigheid, helpt de verdrukten,
verschaft recht aan de wezen, verdedigt de weduwen. (Jesaja 1)

En in Psalm 40 lezen we:
Gij die offers afwees en geschenken hebt mijn dove oren geopend:
brand – en zondoffers zeggen U niets.  
Toen heb ik gesproken: ‘Hier ben ik. Mij geldt wat in de boekrol vervat is:  
God, uw wil te doen is mijn vreugde, uw wet is binnenin mij gegrift.’
Ja, God vraagt van ons een offer:
het opgeven van onze angst en ons egoïsme,
van een leven van louter eigenbelang.
Ja, Hij vraagt onze toewijding aan zijn wil:
liefde, vrede en gerechtigheid.


Omslagfoto: Giotto, Public domain, via Wikimedia Commons