Homilie voor de 5de zondag door het jaar

4 februari 2024

Evangelie: Mc 1, 29-39
In die tijd toen Jezus uit de synagoge kwam ging Hij met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas. De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar. Hij ging naar haar toe, pakte ze bij de hand en deed haar opstaan; zij werd vrij van koorts en bediende hen. In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem. Heel de stad stroomde voor de deur samen. Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit, maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken, omdat zij Hem kenden. Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden. Simon en diens metgezellen kwamen Hem achterop en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze: ‘Iedereen zoekt U.’ Hij antwoordde hun: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de omtrek, opdat Ik ook daar kan prediken. Daartoe immers ben Ik uitgegaan.’ Hij trok door heel Galilea, predikte in hun synagogen en dreef de boze geesten uit.

Iedereen zoekt hem en vindt hem, ook in Zuid-Afrika!
Foto: Dirk Masschelein

Iedereen zoekt U!
Het verhaal van Jezus in het Marcusevangelie is tot nu toe een succesverhaal.
Er is nog geen sprake van verwerping, vervolging en lijden.
Maar wij kennen het vervolg. En misschien kunnen we ook dat succes relativeren.
In het beeld, dat de evangelist van Jezus brengt, zien we drie aspecten van Jezus’ leven.
De twee eerste zijn door iedereen gekend:
de verkondigende, onderrichtende Jezus en de genezende Jezus.
Het derde aspect van Jezus’ leven, van zijn bezigheden,
wordt alleen gekend door Simon Petrus en diens metgezellen: de biddende Jezus.
Maar voor die Jezus is er blijkbaar bij Simon Petrus niet veel aandacht en geduld.
Hij dringt er bij Jezus op aan terug naar de Hem zoekende mensen te gaan:
back to business! En dat is: zieken genezen en bezetenen bevrijden.
Die verkondiging kan er wellicht ook bijgenomen worden,
want – zo hoorden we vorige zondag – ook die vonden de mensen nieuw en boeiend.
En we weten: nieuwe mesjes snijden goed!
Maar zijn de mensen wel zo enthousiast voor de oproep van Jezus tot bekering
en hoe enthousiast zullen ze zijn als Jezus oproept
tot zelfverloochening en deelname aan het lijden omwille van het Rijk Gods?
Er is veel enthousiasme en aanhang voor de genezende Jezus.
Er is interesse en wat aandacht voor de verkondigende Jezus.
Er is blijkbaar geen aandacht en tijd voor de biddende Jezus.
We moeten het ook durven toegeven:
als de Kerk alleen een biddende en verkondigende Kerk was geweest
dan had ze in het verleden nooit zoveel succes, aanzien en macht verworven.
Maar ze heeft ontzettend veel genezend en bevrijdend werk verricht,
ze had op sociaal, cultureel en politiek vlak enorme betekenis.
Het aartsbisdom Keulen is nog steeds één van de grootste werkgevers in Duitsland.
De abdij van Orval is dat in de Gaumestreek.
En hier mag nog wat banaler gesteld worden:
er zou bij het brede publiek niet zoveel sympathie en interesse zijn
voor de monniken als ze geen bier zouden brouwen en kaas zouden produceren,
maar alleen een biddende gemeenschap zouden vormen.
Maar in het evangelie van deze zondag plaatst ook Marcus
de weldoende Jezus flink op de voorgrond en in de schijnwerper.
Het moet echter duidelijk wezen dat die milde weldoener en  wonderdoener
niet gescheiden kan worden van de verkondigende en biddende Jezus.
Ook zijn verkondigen is genezend en bevrijdend.
Simon Petrus zal het belijden: “Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.”
De boodschap dat we onvoorwaardelijk bemind zijn is een bevrijdende boodschap,
bevrijd me van de bezetenheid om me bij mensen bemind te maken
en stelt me in staat mezelf te zijn en zelf lief te hebben.
De oproep tot bekering is een genezende oproep,
geneest me van mijn ziekelijke zelfzucht, van mijn zelfgenoegzaamheid,
van mijn onwaar en ondoelmatig denken.
Een woord van vergeving maakt een einde aan verlammende angst
om voor altijd in de hoek van de verdommenis te zitten
en voor diegene die het uitspreekt een einde aan verlammende wrok
en het rondspartelen in de poel van de slachtofferrol.
Het beeld van de bevrijdende Jezus mag op de voorgrond staan.
Om de mens te bevrijden is Hij gezonden.
Vergeven, genezen en verkondigen: het is allemaal bevrijden en helen.
En wat dan met de biddende Jezus?
Is Jezus’ bidden ook bevrijdend en helend?
Ja, maar laat het hier volstaan erop te wijzen
dat Jezus’ gebed zijn eenheid met God uitdrukt
en dat in die eenheid Gods herscheppende kracht in Jezus tot ons komt
en wij in die eenheid opgenomen worden.
Eenvoudiger: gebed levert inspiratie en kracht,
is het gebeuren waarin we door de Geest van God geraakt worden.
Ondanks haar fouten en zwakheden
moet de Kerk de genezende, bevrijdende, vergevende, verkondigende Jezus
in de wereld werden aanwezig blijven stellen.
Maar ook de biddende Christus.
En dat geldt ook voor ieder christen.
In ons geloofsleven dienen die drie aspecten aan bod te komen
en zijn ze van elkaar niet te scheiden.
Daarom blijft voor ieder christen het goede doen
de belangrijkste vorm van verkondiging van Gods liefde.
Dat is een uitspraak die op algemene goedkeuring kan rekenen.
Maar het bidden dan? Individueel en in gemeenschap?
Iedereen zoekt bij manier van spreken de weldoende Jezus,
zoekt de weldoende Jezus na te volgen.
Dat geeft zelfs maatschappelijk aanzien.
Maar niet iedereen zoekt eenzaamheid en stilte.
Niet iedereen volgt de biddende Jezus na
in een bidden waarin de eenheid met God gezocht en beleefd wordt.
Maar kan men daarzonder wel echt geloven?
En soms zien we dat de enthousiaste aanwezigheid en betrokkenheid in liturgie
te maken heeft met ‘er iets moeten doen, en die aanwezigheid bij sommigen wegvalt
als men er louter biddend aanwezig dient te zijn.
Doch men wordt geen monnik om te mogen bier brouwen…..

Wat de Trappisten doen eveneens. Ook het bidden….

Omslagfoto: Dirk Masschelein