Homilie voor de tweede paaszondag

Beloken Pasen

Evangelie: Johannes 20, 19-31
Op de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit vrees voor de joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ,,Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ,,Vrede zij u.” Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ,,Ontvangt de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.” Tomas, één van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ,,Wij hebben de Heer gezien.” Maar hij antwoordde: ,,Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven.” Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ,,Vrede zij u.” Vervolgens zei Hij tot Tomas: ,,Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.” Toen riep Tomas uit: ,,Mijn Heer en mijn God!” Toen zei Jezus tot hem: ,,Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan die niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

Caravaggio, Public domain, via Wikimedia Commons

De evangelielezing van Beloken Pasen is het slot van het Johannesevangelie.
Johannes verwijst op het einde ervan naar het doel van zijn evangelie,
dat eigenlijk ook de zending van de Kerk weergeeft
en eveneens het doel van Jezus’ komst in de wereld is: leven.
In Jezus’ komst openbaart God zijn liefde.
Liefde is het verlangen naar het leven en het geluk van de geliefde
en liefde is ook dat verlangen omzetten in concrete daden
van zorg en verantwoordelijkheid voor dat leven en geluk.
God zorgt voor ons leven en geluk,
maar zonder ons onze vrijheid en verantwoordelijkheid te ontnemen.
Hij biedt ons een weg naar een leven van volkomen vrede en vreugde aan.
Maar we moeten erin geloven, die weg aannemen.
Hij reikt ons in Christus een hand. We moeten die echter aannemen.
Jezus is de weg. Het is het geloof, het vertrouwen in Jezus dat leven geeft.
Zo eindigt Johannes dan zijn evangelie:
opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is,
de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

We weten al lang dat geloven meer is dan het aannemen van waarheden.
Het is een levenswijze waarin we deelnemen aan de verrijzenis,
aan het leven van de verrezen Jezus Christus.
Het is een leven leiden als gevolg van een verrijzeniservaring,
een bij de hand genomen worden en opgetild worden,
opstaan uit het leven dat geen echt leven is, een leven beheerst door angst en zelfzucht.
Die verrijzeniservaring is voor ons geen fysisch zien van de Verrezene,
maar een aangeraakt worden door Hem, een aangesproken worden,
een geraakt worden door zijn Geest, een verlicht en geïnspireerd worden.
Het is een ontwaken en binnen treden in een nieuwe levenswijze.
In dit nieuwe leven is alleen de Verrezen Heer “Heer en God”.
Voor ons gelden de “heren” en de “goden” van de wereld niet meer.
De normen en de wetten van de wereld tellen niet meer
voor wie in eenheid leeft met de Verrezen Heer
die door de beperkende gesloten deuren en muren van de wereld stapt,
deze van de angst en de zelfzucht.
Wij laten ons daar ook niet meer door beperken en opsluiten.

Hoezeer we ook het verlangen van Thomas kennen
om een uiterst sterke ervaring te hebben van de aanwezigheid van de Verrezene,
een verrijzeniservaring die alle twijfel wegneemt,
onze ervaring en ons geloven is het gevolg van het getuigenis van anderen
en het zal dat altijd blijven.
Toch biedt Jezus aan Thomas een sterke ervaring aan.
Thomas mag Hem niet alleen zien, maar ook aanraken.
Het is echter de gekruisigde die hij mag aanraken.
Eigenlijk ziet Hij de verrezen Heer niet, noch raakt Hij de Verrezene aan.
Hij ziet de gekruisigde en mag de gekruisigde aanraken.
We willen de Verrezene zien, maar worden verwezen naar de gekruisigde
om tot geloof in de verrijzenis te komen.
Dat is even paradoxaal als:
Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden. 
Dit woord uit het Marcusevangelie (8, 35) moet wel een echt authentiek Jezuswoord zijn.
We treffen het aan in alle evangelies, ook bij Johannes, waar het zo klinkt:
Wie zijn leven bemint, verliest het,
maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. (12, 25)
Zo’n paradox beluisteren we eveneens in Jezus’ woord
dat ons zegt dat de eersten van de wereldse orde de laatsten zijn in het Rijk Gods
en dat de eersten daar de laatsten in de wereldse rangorde zijn.
En verder in zijn woord dat ons leert
dat wie groot en belangrijk wil zijn dienaar van allen moet wezen
en dat wie de eerste in het nieuwe leven wil zijn, slaaf van allen moet wezen (Mc 10, 43-44).
En verder beluisteren we deze paradox ook als we horen en zingen
dat Christus hoog verheven werd omdat Hij het bestaan van een slaaf op zich genomen had
en zich vernederd heeft tot de dood, de dood aan het kruis (Filippenzen 2, 6-8).
We kunnen de Verrezen Heer niet ‘zien’, de verrijzenis niet ervaren,
niet delen in de verrijzenis van Christus, als we blijven leven
met onze angsten en drang naar veiligheid, bezit, eer en macht,
als we blijven leven met onze ‘emotionele geluksprogramma’s’ (Thomas Keating),
als we weigeren dienstbaar te zijn, de gewonde mens aan te raken,
de melaatse te kussen, onszelf te geven, onze tijd, onze talenten, onze vrijheid.
We kunnen de verrijzenis niet ervaren
als we blijven streven om de grootste en de eerste te zijn.
Om dat even begrijpbaar te maken:
je kunt geen spel spelen en uiteraard geen spel winnen
als je uit angst om te verliezen niet durft te spelen.
Je kunt geen relaties met mensen opbouwen
als er geen minimum aan vertrouwen is
waardoor je jezelf leert geven en je gezicht durft tonen.
Je kunt niet ervaren dat het water je draagt en je op het water kunt drijven
als je niet de sprong in het water waagt.
Je kunt niet echt jezelf worden en zijn
als je blijft steken in de rollen die we denken te moeten spelen.
Je kunt niet vergeven worden als er geen bekentenis is,
die waarheid uitspreken die voor ons het einde van onze persoonlijkheid betekent.
We kunnen niet echt liefdevol, vredevol en vreugdevol leven
als het kleine angstige en bekrompen ik in ons niet sterft.
We kunnen niet verrijzen als we niet delen in het sterven van Christus.
Ik denk dat dit de betekenis is van het aanraken van Jezus’ wonden.


Omslagfoto: Caravaggio, Public domain, via Wikimedia Commons